Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor glijden in het Nederlands
glijden:
-
glijden
-
glijden
-
glijden
– bijna vanzelf voortschuiven over een glad oppervlak 1
Conjugations for glijden:
o.t.t.
- glijd
- glijdt
- glijdt
- glijden
- glijden
- glijden
o.v.t.
- gleed
- gleed
- gleed
- gleden
- gleden
- gleden
v.t.t.
- ben gegeleden
- bent gegeleden
- is gegeleden
- zijn gegeleden
- zijn gegeleden
- zijn gegeleden
v.v.t.
- was gegeleden
- was gegeleden
- was gegeleden
- waren gegeleden
- waren gegeleden
- waren gegeleden
o.t.t.t.
- zal glijden
- zult glijden
- zal glijden
- zullen glijden
- zullen glijden
- zullen glijden
o.v.t.t.
- zou glijden
- zou glijden
- zou glijden
- zouden glijden
- zouden glijden
- zouden glijden
diversen
- glijd!
- glijdt!
- gegeleden
- glijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze