Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gezelschap in het Nederlands

gezelschap:

gezelschap [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gezelschap
    het gezelschap; groep mensen
  2. het gezelschap
    de groep; het gezelschap; aantal personen bijeen
  3. het gezelschap
    de sociëteit; de soos; het gezelschap
    • sociëteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • soos [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gezelschap [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. het gezelschap
    het ensemble; het toneelgezelschap; theaterensemble; de groep; het gezelschap; de theatergroep
  5. het gezelschap
    – groep mensen die samen iets doen 1
    het gezelschap
    – groep mensen die samen iets doen 1
    • gezelschap [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het gezelschap ging de Zaanse Schans bekijken1
  6. het gezelschap
    – het samenzijn met anderen 1
    het gezelschap
    – het samenzijn met anderen 1
    • gezelschap [het ~] zelfstandig naamwoord
      • wie houdt oma vanavond gezelschap?1

Verwante woorden van "gezelschap":

  • gezelschappen

Verwante definities voor "gezelschap":

  1. groep mensen die samen iets doen1
    • het gezelschap ging de Zaanse Schans bekijken1
  2. het samenzijn met anderen1
    • wie houdt oma vanavond gezelschap?1

Verwante synoniemen voor gezelschap