Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor geniepig in het Nederlands
geniepig:
-
geniepig
gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
achterbaks bijvoeglijk naamwoord
-
sluw bijvoeglijk naamwoord
-
geraffineerd bijvoeglijk naamwoord
-
uitgekookt bijvoeglijk naamwoord
-
geslepen bijvoeglijk naamwoord
-
snood bijvoeglijk naamwoord
-
slinks bijvoeglijk naamwoord
-
stiekem bijvoeglijk naamwoord
-
leep bijvoeglijk naamwoord
-
gewiekst bijvoeglijk naamwoord
-
geniepig bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
doortrapt bijvoeglijk naamwoord
-
gehaaid bijvoeglijk naamwoord
-
gluiperig bijvoeglijk naamwoord
-
-
geniepig
achterbaks; stiekem; doortrapt; listig; geniepig; snood; slinks; in het geniep; gluiperig-
achterbaks bijvoeglijk naamwoord
-
stiekem bijvoeglijk naamwoord
-
doortrapt bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
geniepig bijvoeglijk naamwoord
-
snood bijvoeglijk naamwoord
-
slinks bijvoeglijk naamwoord
-
in het geniep bijvoeglijk naamwoord
-
gluiperig bijvoeglijk naamwoord
-
-
geniepig
stiekem; in het geniep; snood; gluiperig; achterbaks; geniepig-
stiekem bijvoeglijk naamwoord
-
in het geniep bijvoeglijk naamwoord
-
snood bijvoeglijk naamwoord
-
gluiperig bijvoeglijk naamwoord
-
achterbaks bijvoeglijk naamwoord
-
geniepig bijvoeglijk naamwoord
-
-
geniepig
-
geniepig
– stiekem en een beetje gemeen 1