Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor geacht in het Nederlands
geacht:
-
geacht
gerespecteerd; gewaardeerd; geacht; geëerde; geëerd-
gerespecteerd bijvoeglijk naamwoord
-
gewaardeerd bijvoeglijk naamwoord
-
geacht bijvoeglijk naamwoord
-
geëerde bijvoeglijk naamwoord
-
geëerd bijvoeglijk naamwoord
-
-
geacht
vooraanstaand; prominent; vooraanstaande; hooggeplaatst; befaamd; hooggezeten; geacht-
vooraanstaand bijvoeglijk naamwoord
-
prominent bijvoeglijk naamwoord
-
vooraanstaande bijvoeglijk naamwoord
-
hooggeplaatst bijvoeglijk naamwoord
-
befaamd bijvoeglijk naamwoord
-
hooggezeten bijvoeglijk naamwoord
-
geacht bijvoeglijk naamwoord
-
-
geacht
prominent; vooraanstaand; hooggeplaatst; voornaam; geacht; hooggezeten; vooraanstaande; befaamd-
prominent bijvoeglijk naamwoord
-
vooraanstaand bijvoeglijk naamwoord
-
hooggeplaatst bijvoeglijk naamwoord
-
voornaam bijvoeglijk naamwoord
-
geacht bijvoeglijk naamwoord
-
hooggezeten bijvoeglijk naamwoord
-
vooraanstaande bijvoeglijk naamwoord
-
befaamd bijvoeglijk naamwoord
-
Verwante woorden van "geacht":
geacht vorm van achten:
-
het achten
-
achten
-
achten
-
achten
– iets vinden 1 -
achten
– respect voor hem hebben 1
Conjugations for achten:
o.t.t.
- acht
- acht
- acht
- achten
- achten
- achten
o.v.t.
- achtte
- achtte
- achtte
- achtten
- achtten
- achtten
v.t.t.
- ben geacht
- bent geacht
- is geacht
- zijn geacht
- zijn geacht
- zijn geacht
v.v.t.
- was geacht
- was geacht
- was geacht
- waren geacht
- waren geacht
- waren geacht
o.t.t.t.
- zal achten
- zult achten
- zal achten
- zullen achten
- zullen achten
- zullen achten
o.v.t.t.
- zou achten
- zou achten
- zou achten
- zouden achten
- zouden achten
- zouden achten
diversen
- acht!
- acht!
- geacht
- achtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze