Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor exporteren in het Nederlands
exporteren:
-
exporteren
-
exporteren
Conjugations for exporteren:
o.t.t.
- exporteer
- exporteert
- exporteert
- exporteren
- exporteren
- exporteren
o.v.t.
- exporteerde
- exporteerde
- exporteerde
- exporteerden
- exporteerden
- exporteerden
v.t.t.
- heb geëxporteerd
- hebt geëxporteerd
- heeft geëxporteerd
- hebben geëxporteerd
- hebben geëxporteerd
- hebben geëxporteerd
v.v.t.
- had geëxporteerd
- had geëxporteerd
- had geëxporteerd
- hadden geëxporteerd
- hadden geëxporteerd
- hadden geëxporteerd
o.t.t.t.
- zal exporteren
- zult exporteren
- zal exporteren
- zullen exporteren
- zullen exporteren
- zullen exporteren
o.v.t.t.
- zou exporteren
- zou exporteren
- zou exporteren
- zouden exporteren
- zouden exporteren
- zouden exporteren
en verder
- is geëxporteerd
- zijn geëxporteerd
diversen
- exporteer!
- exporteert!
- geëxporteerd
- exporterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze