Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor dek in het Nederlands

dek:

dek [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de dek
    de deken; beddedeken; de dek
    • deken [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • beddedeken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • dek [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de dek
    de dekking; de bedekking; de overdekking; de dek
    • dekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • bedekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • overdekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dek [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "dek":


dek vorm van dekken:

dekken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het dekken
    het dekken; dakdekken
    • dekken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • dakdekken [znw.] zelfstandig naamwoord

dekken werkwoord (dek, dekt, dekte, dekten, gedekt)

  1. dekken
    dekken; overwelven; overkappen
    • dekken werkwoord (dek, dekt, dekte, dekten, gedekt)
    • overwelven werkwoord (overwelf, overwelft, overwelfde, overwelfden, overwelfd)
    • overkappen werkwoord (overkap, overkapt, overkapte, overkapten, overkapt)
  2. dekken
    – een jong maken 1
    dekken
    – een jong maken 1
    • dekken werkwoord (dek, dekt, dekte, dekten, gedekt)
      • de bok dekt de geit1
  3. dekken
    – er iets overheen doen 1
    dekken
    – er iets overheen doen 1
    • dekken werkwoord (dek, dekt, dekte, dekten, gedekt)
      • hij dekt het dak met teer1
  4. dekken
    – hem beschermen 1
    dekken
    – hem beschermen 1
    • dekken werkwoord (dek, dekt, dekte, dekten, gedekt)
      • ik zal je wel dekken als ze moeilijk doen1
  5. dekken
    – betalen wat het kost 1
    dekken
    – betalen wat het kost 1
    • dekken werkwoord (dek, dekt, dekte, dekten, gedekt)
      • dekt de verzekering deze schade?1

Conjugations for dekken:

o.t.t.
  1. dek
  2. dekt
  3. dekt
  4. dekken
  5. dekken
  6. dekken
o.v.t.
  1. dekte
  2. dekte
  3. dekte
  4. dekten
  5. dekten
  6. dekten
v.t.t.
  1. heb gedekt
  2. hebt gedekt
  3. heeft gedekt
  4. hebben gedekt
  5. hebben gedekt
  6. hebben gedekt
v.v.t.
  1. had gedekt
  2. had gedekt
  3. had gedekt
  4. hadden gedekt
  5. hadden gedekt
  6. hadden gedekt
o.t.t.t.
  1. zal dekken
  2. zult dekken
  3. zal dekken
  4. zullen dekken
  5. zullen dekken
  6. zullen dekken
o.v.t.t.
  1. zou dekken
  2. zou dekken
  3. zou dekken
  4. zouden dekken
  5. zouden dekken
  6. zouden dekken
en verder
  1. ben gedekt
  2. bent gedekt
  3. is gedekt
  4. zijn gedekt
  5. zijn gedekt
  6. zijn gedekt
diversen
  1. dek!
  2. dekt!
  3. gedekt
  4. dekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "dekken":


Alternatieve synoniemen voor "dekken":


Verwante definities voor "dekken":

  1. een jong maken1
    • de bok dekt de geit1
  2. er iets overheen doen1
    • hij dekt het dak met teer1
  3. hem beschermen1
    • ik zal je wel dekken als ze moeilijk doen1
  4. betalen wat het kost1
    • dekt de verzekering deze schade?1

Verwante synoniemen voor dek