Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. bruis:
  2. bruisen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor bruis in het Nederlands

bruis:

bruis [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het bruis
    het bruis
    • bruis [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "bruis":


bruisen:

bruisen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bruisen
    bruisen; gebubbel; borrelen; het geborrel

Verwante woorden van "bruisen":