Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor balken in het Nederlands
balken:
-
balken
Conjugations for balken:
o.t.t.
- balk
- balkt
- balkt
- balken
- balken
- balken
o.v.t.
- balkde
- balkde
- balkde
- balkden
- balkden
- balkden
v.t.t.
- heb gebalkt
- hebt gebalkt
- heeft gebalkt
- hebben gebalkt
- hebben gebalkt
- hebben gebalkt
v.v.t.
- had gebalkt
- had gebalkt
- had gebalkt
- hadden gebalkt
- hadden gebalkt
- hadden gebalkt
o.t.t.t.
- zal balken
- zult balken
- zal balken
- zullen balken
- zullen balken
- zullen balken
o.v.t.t.
- zou balken
- zou balken
- zou balken
- zouden balken
- zouden balken
- zouden balken
diversen
- balk!
- balkt!
- gebalkt
- balkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de balken
-
de balken