Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. balken:
  2. balk:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor balken in het Nederlands

balken:

balken werkwoord (balk, balkt, balkde, balkden, gebalkt)

  1. balken
    balken
    • balken werkwoord (balk, balkt, balkde, balkden, gebalkt)

Conjugations for balken:

o.t.t.
  1. balk
  2. balkt
  3. balkt
  4. balken
  5. balken
  6. balken
o.v.t.
  1. balkde
  2. balkde
  3. balkde
  4. balkden
  5. balkden
  6. balkden
v.t.t.
  1. heb gebalkt
  2. hebt gebalkt
  3. heeft gebalkt
  4. hebben gebalkt
  5. hebben gebalkt
  6. hebben gebalkt
v.v.t.
  1. had gebalkt
  2. had gebalkt
  3. had gebalkt
  4. hadden gebalkt
  5. hadden gebalkt
  6. hadden gebalkt
o.t.t.t.
  1. zal balken
  2. zult balken
  3. zal balken
  4. zullen balken
  5. zullen balken
  6. zullen balken
o.v.t.t.
  1. zou balken
  2. zou balken
  3. zou balken
  4. zouden balken
  5. zouden balken
  6. zouden balken
diversen
  1. balk!
  2. balkt!
  3. gebalkt
  4. balkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

balken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de balken
    de dwarsbalken; de balken; de binten
    • dwarsbalken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • balken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • binten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. de balken
    de leggers; de balken
    • leggers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • balken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "balken":


balken vorm van balk:

balk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de balk
    de balk
    • balk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "balk":