Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor arresteren in het Nederlands
arresteren:
-
arresteren
-
arresteren
gevangennemen; aanhouden; vatten; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen-
gevangennemen werkwoord
-
in hechtenis nemen werkwoord (neem in hechtenis, neemt in hechtenis, nam in hechtenis, namen in hechtenis, in hechtenis genomen)
-
-
arresteren
– hem gevangen nemen 1
Conjugations for arresteren:
o.t.t.
- arresteer
- arresteert
- arresteert
- arresteren
- arresteren
- arresteren
o.v.t.
- arresteerde
- arresteerde
- arresteerde
- arresteerden
- arresteerden
- arresteerden
v.t.t.
- heb gearresteerd
- hebt gearresteerd
- heeft gearresteerd
- hebben gearresteerd
- hebben gearresteerd
- hebben gearresteerd
v.v.t.
- had gearresteerd
- had gearresteerd
- had gearresteerd
- hadden gearresteerd
- hadden gearresteerd
- hadden gearresteerd
o.t.t.t.
- zal arresteren
- zult arresteren
- zal arresteren
- zullen arresteren
- zullen arresteren
- zullen arresteren
o.v.t.t.
- zou arresteren
- zou arresteren
- zou arresteren
- zouden arresteren
- zouden arresteren
- zouden arresteren
diversen
- arresteer!
- arresteert!
- gearresteerd
- arresterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
arresteren