Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor aflopen met in het Nederlands
aflopen met:
-
aflopen met
Conjugations for aflopen met:
o.t.t.
- loop af met
- loopt af met
- loopt af met
- lopen af met
- lopen af met
- lopen af met
o.v.t.
- liep af met
- liep af met
- liep af met
- liepen af met
- liepen af met
- liepen af met
v.t.t.
- ben afgelopen met
- bent afgelopen met
- is afgelopen met
- zijn afgelopen met
- zijn afgelopen met
- zijn afgelopen met
v.v.t.
- was afgelopen met
- was afgelopen met
- was afgelopen met
- waren afgelopen met
- waren afgelopen met
- waren afgelopen met
o.t.t.t.
- zal aflopen met
- zult aflopen met
- zal aflopen met
- zullen aflopen met
- zullen aflopen met
- zullen aflopen met
o.v.t.t.
- zou aflopen met
- zou aflopen met
- zou aflopen met
- zouden aflopen met
- zouden aflopen met
- zouden aflopen met
diversen
- loop af met!
- loopt af met!
- afgelopen met
- aflopende met
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze