Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor afkeuren in het Nederlands

afkeuren:

afkeuren werkwoord (keur af, keurt af, keurde af, keurden af, afgekeurd)

  1. afkeuren
    afwijzen; verwerpen; afkeuren; afstemmen
    • afwijzen werkwoord (wijs af, wijst af, wees af, wezen af, afgewezen)
    • verwerpen werkwoord (verwerp, verwerpt, verwierp, verwierpen, verworpen)
    • afkeuren werkwoord (keur af, keurt af, keurde af, keurden af, afgekeurd)
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
  2. afkeuren
    afkeuren; veroordelen
    • afkeuren werkwoord (keur af, keurt af, keurde af, keurden af, afgekeurd)
    • veroordelen werkwoord (veroordeel, veroordeelt, veroordeelde, veroordeelden, veroordeeld)
  3. afkeuren
    afkeuren; ongeschikt verklaren

Conjugations for afkeuren:

o.t.t.
  1. keur af
  2. keurt af
  3. keurt af
  4. keuren af
  5. keuren af
  6. keuren af
o.v.t.
  1. keurde af
  2. keurde af
  3. keurde af
  4. keurden af
  5. keurden af
  6. keurden af
v.t.t.
  1. heb afgekeurd
  2. hebt afgekeurd
  3. heeft afgekeurd
  4. hebben afgekeurd
  5. hebben afgekeurd
  6. hebben afgekeurd
v.v.t.
  1. had afgekeurd
  2. had afgekeurd
  3. had afgekeurd
  4. hadden afgekeurd
  5. hadden afgekeurd
  6. hadden afgekeurd
o.t.t.t.
  1. zal afkeuren
  2. zult afkeuren
  3. zal afkeuren
  4. zullen afkeuren
  5. zullen afkeuren
  6. zullen afkeuren
o.v.t.t.
  1. zou afkeuren
  2. zou afkeuren
  3. zou afkeuren
  4. zouden afkeuren
  5. zouden afkeuren
  6. zouden afkeuren
diversen
  1. keur af!
  2. keurt af!
  3. afgekeurd
  4. afkeurende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afkeuren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afkeuren
    afkeuren

Verwante synoniemen voor afkeuren