Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor achternalopen in het Nederlands
achternalopen:
achternalopen werkwoord (loop achterna, loopt achterna, liep achterna, liepen achterna, achternagelopen)
-
achternalopen
volgen; achternagaan; nalopen; achternalopen-
achternalopen werkwoord (loop achterna, loopt achterna, liep achterna, liepen achterna, achternagelopen)
Conjugations for achternalopen:
o.t.t.
- loop achterna
- loopt achterna
- loopt achterna
- lopen achterna
- lopen achterna
- lopen achterna
o.v.t.
- liep achterna
- liep achterna
- liep achterna
- liepen achterna
- liepen achterna
- liepen achterna
v.t.t.
- ben achternagelopen
- bent achternagelopen
- is achternagelopen
- zijn achternagelopen
- zijn achternagelopen
- zijn achternagelopen
v.v.t.
- was achternagelopen
- was achternagelopen
- was achternagelopen
- waren achternagelopen
- waren achternagelopen
- waren achternagelopen
o.t.t.t.
- zal achternalopen
- zult achternalopen
- zal achternalopen
- zullen achternalopen
- zullen achternalopen
- zullen achternalopen
o.v.t.t.
- zou achternalopen
- zou achternalopen
- zou achternalopen
- zouden achternalopen
- zouden achternalopen
- zouden achternalopen
diversen
- loop achterna!
- loopt achterna!
- achternagelopen
- achternalopende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze