Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor aanzien in het Nederlands
aanzien:
-
het aanzien
-
het aanzien
-
het aanzien
-
het aanzien
-
het aanzien
-
het aanzien
de verschijning; het uiterlijk; het voorkomen; de gedaante; het type; de buitenkant; de vorm; het vertoon; het aanzien; het aangezicht; het gelaat -
het aanzien
– hoe het eruitziet 1
-
aanzien
-
aanzien
– bekijken 1 -
aanzien
– er rustig naar kijken en nog niets doen 1
Conjugations for aanzien:
o.t.t.
- zie aan
- ziet aan
- ziet aan
- zien aan
- zien aan
- zien aan
o.v.t.
- zag aan
- zag aan
- zag aan
- zagen aan
- zagen aan
- zagen aan
v.t.t.
- heb aangezien
- hebt aangezien
- heeft aangezien
- hebben aangezien
- hebben aangezien
- hebben aangezien
v.v.t.
- had aangezien
- had aangezien
- had aangezien
- hadden aangezien
- hadden aangezien
- hadden aangezien
o.t.t.t.
- zal aanzien
- zult aanzien
- zal aanzien
- zullen aanzien
- zullen aanzien
- zullen aanzien
o.v.t.t.
- zou aanzien
- zou aanzien
- zou aanzien
- zouden aanzien
- zouden aanzien
- zouden aanzien
diversen
- zie aan!
- ziet aan!
- aangezien
- aanzienende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze