Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor aannemen in het Nederlands
aannemen:
-
aannemen
-
aannemen
-
aannemen
in dienst nemen; aannemen; aantrekken; inhuren-
in dienst nemen werkwoord (neem in dienst, neemt in dienst, nam in dienst, namen in dienst, in dienst genomen)
-
-
aannemen
ontvangen; accepteren; aannemen; aanvaarden; in ontvangst nemen-
in ontvangst nemen werkwoord (neem in ontvangst, neemt in ontvangst, nam in ontvangst, namen in ontvangst, in ontvangst genomen)
-
aannemen
-
aannemen
-
aannemen
veronderstellen; aannemen; uitgaan van-
veronderstellen werkwoord (veronderstel, veronderstelt, veronderstelde, veronderstelden, verondersteld)
-
uitgaan van werkwoord
-
-
aannemen
– een baan geven 1 -
aannemen
– ergens naar luisteren om het door te geven 1 -
aannemen
– overnemen, ermee akkoord gaan 1 -
aannemen
– als kind opnemen in het gezin 1 -
aannemen
– denken dat het waar is 1 -
aannemen
– oppakken en luisteren 1
Conjugations for aannemen:
o.t.t.
- neem aan
- neemt aan
- neemt aan
- nemen aan
- nemen aan
- nemen aan
o.v.t.
- nam aan
- nam aan
- nam aan
- namen aan
- namen aan
- namen aan
v.t.t.
- heb aangenomen
- hebt aangenomen
- heeft aangenomen
- hebben aangenomen
- hebben aangenomen
- hebben aangenomen
v.v.t.
- had aangenomen
- had aangenomen
- had aangenomen
- hadden aangenomen
- hadden aangenomen
- hadden aangenomen
o.t.t.t.
- zal aannemen
- zult aannemen
- zal aannemen
- zullen aannemen
- zullen aannemen
- zullen aannemen
o.v.t.t.
- zou aannemen
- zou aannemen
- zou aannemen
- zouden aannemen
- zouden aannemen
- zouden aannemen
diversen
- neem aan!
- neemt aan!
- aangenomen
- aannemende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aannemen