Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voorbij (Nederlands) in het Frans
voorbij:
-
voorbij (gepasseerd)
plus loin; au-delà de; après-
plus loin bijvoeglijk naamwoord
-
au-delà de bijvoeglijk naamwoord
-
après bijvoeglijk naamwoord
-
-
voorbij (verstreken; beëindigd; verlopen; vervallen)
-
voorbij (af; voltooid; over; klaar; uit; afgelopen; geëindigd; gereed; afgedaan)
-
voorbij (voltooid; klaar; beëindigd; over; afgelopen; gereed; uit; gedaan; af; gepleegd; geëindigd)
Vertaal Matrix voor voorbij:
Verwante woorden van "voorbij":
Synoniemen voor "voorbij":
Verwante definities voor "voorbij":
Wiktionary: voorbij
voorbij
Cross Translation:
adjective
-
Qui est périmé.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorbij | → au delà de | ↔ beyond — further away than |
• voorbij | → passé | ↔ foregone — Bygone |
• voorbij | → fini; terminé | ↔ over — ended |
• voorbij | → passé; passée | ↔ past — having already happened; in the past |
• voorbij | → dernier; dernière; passé; passée | ↔ past — of a period of time: having just gone by |
• voorbij | → passé; passée | ↔ past — grammar: expressing action that has already happened |
• voorbij | → après | ↔ past — beyond in place |