Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vast (Nederlands) in het Frans
vast:
-
vast (waarlijk; vast en zeker; zeker; waarachtig; stellig; feitelijk; beslist; reëel; heus; welzeker; voorzeker; gewis; geheid)
vraiment; sûr; véritablement; entier; certain; juste; véridiquement; complet; certes; certainement; véridique; mais si!; sans doute; positif; parfait-
vraiment bijvoeglijk naamwoord
-
sûr bijvoeglijk naamwoord
-
véritablement bijvoeglijk naamwoord
-
entier bijvoeglijk naamwoord
-
certain bijvoeglijk naamwoord
-
juste bijvoeglijk naamwoord
-
véridiquement bijvoeglijk naamwoord
-
complet bijvoeglijk naamwoord
-
certes bijvoeglijk naamwoord
-
certainement bijvoeglijk naamwoord
-
véridique bijvoeglijk naamwoord
-
mais si! bijvoeglijk naamwoord
-
sans doute bijvoeglijk naamwoord
-
positif bijvoeglijk naamwoord
-
parfait bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vast:
Verwante woorden van "vast":
Synoniemen voor "vast":
Antoniemen van "vast":
Verwante definities voor "vast":
Wiktionary: vast
vast
Cross Translation:
-
-
-
Qui régler, fixer de manière qu’on n’y devoir plus revenir.
-
Qui a de la consistance, de la dureté.
-
Qui est stable, immuable, qui dure sans changer, qui dure constamment.
-
physique|fr Qui a de la consistance.
-
dont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.
- sûr → safe; veilig; zeker; goedaardig; ongevaarlijk; behouden; geborgen; betrouwbaar; vertrouwd; bona fide; gewis; stellig; vast; vaststaand; verzekerd; wis
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vast | → solide | ↔ solid — in the solid state |
• vast | → solide | ↔ solid — chemistry: fundamental state of matter |
• vast | → sûrement; assurément | ↔ surely — certainly, undoubtedly |
• vast | → ouais, ce'est ça; ouais, tu'as raison; mon œil | ↔ yeah, right — sarcasm to express disbelief |
vasten:
-
de vasten (onthouden)
-
vasten (abstineren)
faire la grève de la faim; jeûner; faire son carême; priver de; faire carême; observer le carême; s'abstenir; s'abstenir de-
faire la grève de la faim werkwoord
-
jeûner werkwoord (jeûne, jeûnes, jeûnons, jeûnez, jeûnent, jeûnais, jeûnait, jeûnions, jeûniez, jeûnaient, jeûnai, jeûnas, jeûna, jeûnâmes, jeûnâtes, jeûnèrent, jeûnerai, jeûneras, jeûnera, jeûnerons, jeûnerez, jeûneront)
-
faire son carême werkwoord
-
priver de werkwoord
-
faire carême werkwoord
-
observer le carême werkwoord
-
s'abstenir werkwoord
-
s'abstenir de werkwoord
-
Conjugations for vasten:
o.t.t.
- vast
- vast
- vast
- vastten
- vastten
- vastten
o.v.t.
- vastte
- vastte
- vastte
- vastten
- vastten
- vastten
v.t.t.
- heb gevast
- hebt gevast
- heeft gevast
- hebben gevast
- hebben gevast
- hebben gevast
v.v.t.
- had gevast
- had gevast
- had gevast
- hadden gevast
- hadden gevast
- hadden gevast
o.t.t.t.
- zal vasten
- zult vasten
- zal vasten
- zullen vasten
- zullen vasten
- zullen vasten
o.v.t.t.
- zou vasten
- zou vasten
- zou vasten
- zouden vasten
- zouden vasten
- zouden vasten
en verder
- ben gevast
- bent gevast
- is gevast
- zijn gevast
- zijn gevast
- zijn gevast
diversen
- vast!
- vast!
- gevast
- vastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vasten:
Wiktionary: vasten
vasten
Cross Translation:
noun
vasten
-
een tijd waarin men zich meest om religieuze redenen bepaalde zaken, veelal voedsel, ontzegt
- vasten → carême
-
zich onthouden van voedsel
- vasten → jeûner
noun
-
christianisme|fr temps d’abstinence et de jeûne qui comprendre quarante-six jours entre le mardi gras et le jour de Pâques, et pendant lequel un certain nombre de jeûnes, d’abstinences et d’autres privations sont ordonnées par l’Église.
-
abstention totale d’aliments.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vasten | → carême | ↔ Lent — period of penitence for Christians before Easter |
• vasten | → jeûner | ↔ fast — to abstain from or eat very little food |
• vasten | → jeûne | ↔ fasting — period of time when one abstains from or eats very little food |