Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- smaken:
- smak:
- Wiktionary:
-
Gebruikers suggesties voor smaken:
- goûts
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor smaken (Nederlands) in het Frans
smaken:
-
smaken (proeven)
goûter; déguster; savourer-
goûter werkwoord (goûte, goûtes, goûtons, goûtez, goûtent, goûtais, goûtait, goûtions, goûtiez, goûtaient, goûtai, goûtas, goûta, goûtâmes, goûtâtes, goûtèrent, goûterai, goûteras, goûtera, goûterons, goûterez, goûteront)
-
déguster werkwoord (déguste, dégustes, dégustons, dégustez, dégustent, dégustais, dégustait, dégustions, dégustiez, dégustaient, dégustai, dégustas, dégusta, dégustâmes, dégustâtes, dégustèrent, dégusterai, dégusteras, dégustera, dégusterons, dégusterez, dégusteront)
-
savourer werkwoord (savoure, savoures, savourons, savourez, savourent, savourais, savourait, savourions, savouriez, savouraient, savourai, savouras, savoura, savourâmes, savourâtes, savourèrent, savourerai, savoureras, savourera, savourerons, savourerez, savoureront)
-
Conjugations for smaken:
o.t.t.
- smaak
- smaakt
- smaakt
- smaken
- smaken
- smaken
o.v.t.
- smaakte
- smaakte
- smaakte
- smaakten
- smaakten
- smaakten
v.t.t.
- heb gesmaakt
- hebt gesmaakt
- heeft gesmaakt
- hebben gesmaakt
- hebben gesmaakt
- hebben gesmaakt
v.v.t.
- had gesmaakt
- had gesmaakt
- had gesmaakt
- hadden gesmaakt
- hadden gesmaakt
- hadden gesmaakt
o.t.t.t.
- zal smaken
- zult smaken
- zal smaken
- zullen smaken
- zullen smaken
- zullen smaken
o.v.t.t.
- zou smaken
- zou smaken
- zou smaken
- zouden smaken
- zouden smaken
- zouden smaken
en verder
- ben gesmaakt
- bent gesmaakt
- is gesmaakt
- zijn gesmaakt
- zijn gesmaakt
- zijn gesmaakt
diversen
- smaak!
- smaakt!
- gesmaakt
- smakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor smaken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
goûter | theevisite | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
déguster | proeven; smaken | bikken; bunkeren; consumeren; eten; gebruiken; keuren; kluiven; knauwen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; proberen; proeven; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voorproeven; vreten; zitten proppen |
goûter | proeven; smaken | bikken; bunkeren; consumeren; eten; keuren; kluiven; knauwen; laven; lenigen; lessen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; proberen; proeven; schransen; schrokken; snoepen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voorproeven; vreten; zitten proppen |
savourer | proeven; smaken | amuseren; bikken; bunkeren; consumeren; eten; genieten; genieten van; genot hebben van; kluiven; knauwen; lekker eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; savoureren; schransen; schrokken; smikkelen; smullen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen |