Nederlands
Uitgebreide vertaling voor planten (Nederlands) in het Frans
planten:
-
planten (in de grond zetten; poten)
planter; implanter-
planter werkwoord (plante, plantes, plantons, plantez, plantent, plantais, plantait, plantions, plantiez, plantaient, plantai, plantas, planta, plantâmes, plantâtes, plantèrent, planterai, planteras, plantera, planterons, planterez, planteront)
-
implanter werkwoord (implante, implantes, implantons, implantez, implantent, implantais, implantait, implantions, implantiez, implantaient, implantai, implantas, implanta, implantâmes, implantâtes, implantèrent, implanterai, implanteras, implantera, implanterons, implanterez, implanteront)
-
-
planten (telen; kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; aankweken; aanplanten; opkweken)
produire; cultiver-
produire werkwoord (produis, produit, produisons, produisez, produisent, produisais, produisait, produisions, produisiez, produisaient, produisis, produisit, produisîmes, produisîtes, produisirent, produirai, produiras, produira, produirons, produirez, produiront)
-
cultiver werkwoord (cultive, cultives, cultivons, cultivez, cultivent, cultivais, cultivait, cultivions, cultiviez, cultivaient, cultivai, cultivas, cultiva, cultivâmes, cultivâtes, cultivèrent, cultiverai, cultiveras, cultivera, cultiverons, cultiverez, cultiveront)
-
Conjugations for planten:
o.t.t.
- plant
- plant
- plant
- planten
- planten
- planten
o.v.t.
- plantte
- plantte
- plantte
- plantten
- plantten
- plantten
v.t.t.
- heb geplant
- hebt geplant
- heeft geplant
- hebben geplant
- hebben geplant
- hebben geplant
v.v.t.
- had geplant
- had geplant
- had geplant
- hadden geplant
- hadden geplant
- hadden geplant
o.t.t.t.
- zal planten
- zult planten
- zal planten
- zullen planten
- zullen planten
- zullen planten
o.v.t.t.
- zou planten
- zou planten
- zou planten
- zouden planten
- zouden planten
- zouden planten
diversen
- plant!
- plant!
- geplant
- plantend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het planten (aanplanten; aankweken)
-
het planten (beplanting; poten; aanplant)
Vertaal Matrix voor planten:
Verwante woorden van "planten":
planten vorm van plant:
-
de plant (gewas)
Vertaal Matrix voor plant:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
plante | gewas; plant | groente; vaste plant |
végétal | gewas; plant | |
- | basilicum | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
végétal | plantaardig |
Verwante woorden van "plant":
Verwante definities voor "plant":
Wiktionary: plant
plant
Cross Translation:
noun
plant
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plant | → plante | ↔ Pflanze — Botanik: eukaryotischer Organismus, der meist in der Lage ist Photosynthese zu betreiben |
• plant | → vivace | ↔ perennial — perennial plant |
• plant | → plante | ↔ plant — organism capable of photosynthesis |
• plant | → végétal | ↔ vegetable — any plant |
• plant | → légume | ↔ vegetable — a person whose brain has been damaged |