Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. machtig:
  2. machtigen:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor machtig:
    • puissante


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor machtig (Nederlands) in het Frans

machtig:

machtig bijvoeglijk naamwoord

  1. machtig (moeilijk verteerbaar; zwaar; slecht verteerbaar)
    lourd; indigeste

Vertaal Matrix voor machtig:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- enorm
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
indigeste machtig; moeilijk verteerbaar; slecht verteerbaar; zwaar onverteerbaar
lourd machtig; moeilijk verteerbaar; slecht verteerbaar; zwaar benauwd; broeierig; corpulent; dik; geladen; gezet; lastig; lijvig; lomp; met een groot gewicht; moeilijk; niet makkelijk; onelegant; ongemakkelijk; opladen van een geweer; plomp; vet; vettig; zwaar; zwaarlijvig; zwoel

Verwante woorden van "machtig":

  • machtiger, machtigere, machtigst, machtigste, machtige

Synoniemen voor "machtig":


Antoniemen van "machtig":


Verwante definities voor "machtig":

  1. heel groot, leuk, fijn, veel1
    • we hadden een machtige reis!1
  2. met heel veel invloed1
    • deze dictator is erg machtig1
  3. wat je maag snel vult1
    • dit vette gebak is erg machtig1

Wiktionary: machtig

machtig
adjective
  1. meer invloed hebben dan anderen
machtig
Cross Translation:
FromToVia
machtig puissant mighty — very strong, possessing might
machtig puissant powerful — having or capable of exerting power, potency or influence
machtig puissamment; fortement powerfully — in a powerful manner

machtigen:

machtigen werkwoord (machtig, machtigt, machtigde, machtigden, gemachtigd)

  1. machtigen
    mandater; autoriser; donner mandat à; donner pouvoir de
    • mandater werkwoord (mandate, mandates, mandatons, mandatez, )
    • autoriser werkwoord (autorise, autorises, autorisons, autorisez, )
    • donner mandat à werkwoord
    • donner pouvoir de werkwoord

Conjugations for machtigen:

o.t.t.
  1. machtig
  2. machtigt
  3. machtigt
  4. machtigen
  5. machtigen
  6. machtigen
o.v.t.
  1. machtigde
  2. machtigde
  3. machtigde
  4. machtigden
  5. machtigden
  6. machtigden
v.t.t.
  1. heb gemachtigd
  2. hebt gemachtigd
  3. heeft gemachtigd
  4. hebben gemachtigd
  5. hebben gemachtigd
  6. hebben gemachtigd
v.v.t.
  1. had gemachtigd
  2. had gemachtigd
  3. had gemachtigd
  4. hadden gemachtigd
  5. hadden gemachtigd
  6. hadden gemachtigd
o.t.t.t.
  1. zal machtigen
  2. zult machtigen
  3. zal machtigen
  4. zullen machtigen
  5. zullen machtigen
  6. zullen machtigen
o.v.t.t.
  1. zou machtigen
  2. zou machtigen
  3. zou machtigen
  4. zouden machtigen
  5. zouden machtigen
  6. zouden machtigen
en verder
  1. ben gemachtigd
  2. bent gemachtigd
  3. is gemachtigd
  4. zijn gemachtigd
  5. zijn gemachtigd
  6. zijn gemachtigd
diversen
  1. machtig!
  2. machtigt!
  3. gemachtigd
  4. machtigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor machtigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autoriser machtigen autoriseren; dulden; fiatteren; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
donner mandat à machtigen
donner pouvoir de machtigen
mandater machtigen volmacht geven; volmachtigen

Wiktionary: machtigen

machtigen
verb
  1. (vieilli) revêtir d’une autorité.
  2. inscrire sur un mandat, suivant telle ou telle formule, une somme à payer.

Cross Translation:
FromToVia
machtigen accréditer; autoriser autorisieren — jemanden berechtigen, bevollmächtigen