Nederlands
Uitgebreide vertaling voor haak (Nederlands) in het Frans
haak:
-
de haak (ophanghaak)
-
de haak (tekenhaak)
Vertaal Matrix voor haak:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crochet | haak; ophanghaak | aanhaken; bracket; haakje; haaknaald; haakwerk; haken; hoek; hoekstoot; ophanghaakje; ophanglus; ophangvoorziening; tekenhaken; teksthaakje; trekhaak |
té | haak; tekenhaak |
Verwante woorden van "haak":
Verwante definities voor "haak":
Wiktionary: haak
haak
Cross Translation:
noun
haak
-
een soort gebogen nagel, waaraan men, als deze in de muur bevestigd is, voorwerpen kan ophangen
- haak → crochet
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• haak | → fermoir | ↔ clasp — fastener or holder |
• haak | → crochet; agrafe | ↔ hook — rod bent into a curved shape |
• haak | → hameçon | ↔ hook — fishhook |
• haak | → crochet; portemanteau | ↔ Haken — geschwungen oder eckig gekrümmte Vorrichtung zum Aufhängen oder Einhaken von Objekten, meist aus Metall, Holz oder Kunststoff geformt. |
haak vorm van haken:
-
haken
faire du crochet-
faire du crochet werkwoord
-
Conjugations for haken:
o.t.t.
- haak
- haakt
- haakt
- haken
- haken
- haken
o.v.t.
- haakte
- haakte
- haakte
- haakten
- haakten
- haakten
v.t.t.
- heb gehaakt
- hebt gehaakt
- heeft gehaakt
- hebben gehaakt
- hebben gehaakt
- hebben gehaakt
v.v.t.
- had gehaakt
- had gehaakt
- had gehaakt
- hadden gehaakt
- hadden gehaakt
- hadden gehaakt
o.t.t.t.
- zal haken
- zult haken
- zal haken
- zullen haken
- zullen haken
- zullen haken
o.v.t.t.
- zou haken
- zou haken
- zou haken
- zouden haken
- zouden haken
- zouden haken
en verder
- ben gehaakt
- bent gehaakt
- is gehaakt
- zijn gehaakt
- zijn gehaakt
- zijn gehaakt
diversen
- haak!
- haakt!
- gehaakt
- hakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de haken (tekenhaken)
-
het haken (aanhaken)
Vertaal Matrix voor haken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accrochage | aanhaken; haken | aanrijding; botsing; collisie; conflict; handgemeen; onenigheid; opeen knallen; ruzie; schermutseling; twist; vasthaken |
crochet | aanhaken; haken; tekenhaken | bracket; haak; haakje; haaknaald; haakwerk; hoek; hoekstoot; ophanghaak; ophanghaakje; ophanglus; ophangvoorziening; teksthaakje; trekhaak |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
faire du crochet | haken |