Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bonus:
  2. Wiktionary:
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bonus:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bonus (Nederlands) in het Frans

bonus:

bonus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bonus (tantième; toeslag; premie; extraatje)
    le supplément; la prime; la bonification; le boni; la gratification; le paiement de bénéfice; l'indemnité; le prime-aide; le tantième; la part de bénéfice; le dividende; la subvention; la distribution de bénéfice

Vertaal Matrix voor bonus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boni bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag tantième; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
bonification bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag tantième; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
distribution de bénéfice bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag tantième; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
dividende bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag dividend; tantième; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
gratification bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag gratificatie; subsidie; tantième; tegemoetkoming; toelage; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
indemnité bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag afkoopsom; compensatie; goedmaken; herstelbetaling; indemnisatie; indemniteit; kostenvergoeding; schade-uitkering; schadeloosstelling; schadevergoeding; smartengeld; subsidie; tantième; tegemoetkoming; toelage; uitbetalingen bij schade; vergoeding; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
paiement de bénéfice bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag tantième; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
part de bénéfice bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag dividend; tantième; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
prime bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag agio; arbeidsloon; beloning; bezoldiging; eerbewijs; exces; extra beloning; gage; gratificatie; honorarium; loon; overschot; premie; prijs; rest; salaris; soldij; surplus; tantième; teveel; toegift; traktement; verdienste; vergoeding; verzekeringspremie; wedde; winstaandeel; winstdeel; winstdeling; winstuitkering
prime-aide bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag
subvention bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag studiefinanciering; subsidie; subsidiëring; tegemoetkoming; toelage
supplément bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag aanhangsel; aanvulling; addendum; additie; agio; appendix; bijbetaling; bijlage; bijmenging; bijvoeging; bijvoegsel; completering; exces; meezending; overschot; premie; rest; supplement; suppletie; surplus; tantième; teveel; toegift; toelichting; toeslag; toevoeging; toevoegsel; verzekeringspremie; voltooiing; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
tantième bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag tantième; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering

Verwante woorden van "bonus":

  • bonussen

Wiktionary: bonus

bonus
noun
  1. prime.

Cross Translation:
FromToVia
bonus boni bonus — something extra that is good



Frans

Uitgebreide vertaling voor bonus (Frans) in het Nederlands

bonus:

bonus [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bonus (surplus; supplément; prime)
    het surplus; het teveel; het overschot; het agio; de rest; het exces
    • surplus [het ~] zelfstandig naamwoord
    • teveel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • overschot [het ~] zelfstandig naamwoord
    • agio [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rest [de ~] zelfstandig naamwoord
    • exces [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bonus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agio bonus; prime; supplément; surplus
exces bonus; prime; supplément; surplus abondance; caroncule; débordement; excentricité; excroissance; excès; excédent; extravagance; immodération; protubérance; surplus
overschot bonus; prime; supplément; surplus restant; reste; résidu
rest bonus; prime; supplément; surplus restant; reste; résidu
surplus bonus; prime; supplément; surplus abondance; débordement; excès; excédent; surplus
teveel bonus; prime; supplément; surplus abondance; débordement; excès; excédent; surplus

Synoniemen voor "bonus":


Wiktionary: bonus

bonus
noun
  1. prime.