Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bochel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bochel (Nederlands) in het Frans

bochel:

bochel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bochel (bult)
    la bosse; le bossu
    • bosse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bossu [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bochel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bosse bochel; bult bluts; bobbel; bobbeltje; bolling; buil; bult; bultje; deuk; hobbel; hobbeling; instulping; kneuswond; kneuzing; knobbel; letsel; oneffenheid; ongelijkheid; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; zwelling
bossu bochel; bult bultenaar; gebochelde
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bossu bochelig; gebocheld

Verwante woorden van "bochel":

  • bochels, bocheltje