Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bemiddelen (Nederlands) in het Frans

bemiddelen:

bemiddelen werkwoord (bemiddel, bemiddelt, bemiddelde, bemiddelden, bemiddeld)

  1. bemiddelen (tussenkomen)
    servir de médiateur dans; négocier; concilier
    • négocier werkwoord (négocie, négocies, négocions, négociez, )
    • concilier werkwoord (concilie, concilies, concilions, conciliez, )
  2. bemiddelen (tussenbeide komen; interfereren; interveniëren; )
    intervenir; intercéder; intercéder en faveur de qn; s'interposer; s'entremettre
    • intervenir werkwoord (interviens, intervient, intervenons, intervenez, )
    • intercéder werkwoord (intercède, intercèdes, intercédons, intercédez, )
    • s'interposer werkwoord
    • s'entremettre werkwoord

Conjugations for bemiddelen:

o.t.t.
  1. bemiddel
  2. bemiddelt
  3. bemiddelt
  4. bemiddelen
  5. bemiddelen
  6. bemiddelen
o.v.t.
  1. bemiddelde
  2. bemiddelde
  3. bemiddelde
  4. bemiddelden
  5. bemiddelden
  6. bemiddelden
v.t.t.
  1. heb bemiddeld
  2. hebt bemiddeld
  3. heeft bemiddeld
  4. hebben bemiddeld
  5. hebben bemiddeld
  6. hebben bemiddeld
v.v.t.
  1. had bemiddeld
  2. had bemiddeld
  3. had bemiddeld
  4. hadden bemiddeld
  5. hadden bemiddeld
  6. hadden bemiddeld
o.t.t.t.
  1. zal bemiddelen
  2. zult bemiddelen
  3. zal bemiddelen
  4. zullen bemiddelen
  5. zullen bemiddelen
  6. zullen bemiddelen
o.v.t.t.
  1. zou bemiddelen
  2. zou bemiddelen
  3. zou bemiddelen
  4. zouden bemiddelen
  5. zouden bemiddelen
  6. zouden bemiddelen
diversen
  1. bemiddel!
  2. bemiddelt!
  3. bemiddeld
  4. bemiddelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bemiddelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concilier bemiddelen; tussenkomen bijleggen; goedmaken; met elkaar in overeenstemming brengen; overeenbrengen; ruzie afsluiten; ruzie bijleggen; schikken; verzoenen; vrede sluiten
intercéder bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen
intercéder en faveur de qn bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen
intervenir bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; fungeren; in de rede vallen; inmengen; interrumperen; mengen; onderbreken; optreden als; tussenspringen
négocier bemiddelen; tussenkomen afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren; verhandelen; verkopen
s'entremettre bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen in de rede vallen; interrumperen; onderbreken
s'interposer bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; in de rede vallen; inmengen; interrumperen; mengen; onderbreken
servir de médiateur dans bemiddelen; tussenkomen afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren

Wiktionary: bemiddelen

bemiddelen
verb
  1. trachten overeenstemming tussen twee partijen tot stand te brengen
bemiddelen
Cross Translation:
FromToVia
bemiddelen juger judge — to arbitrate, to pass opinion on something
bemiddelen modérer moderate — to act as a moderator