Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zwemmen (Nederlands) in het Frans
zwemmen:
-
zwemmen
faire de la natation; nager; se baigner-
faire de la natation werkwoord
-
nager werkwoord (nage, nages, nageons, nagez, nagent, nageais, nageait, nagions, nagiez, nageaient, nageai, nageas, nagea, nageâmes, nageâtes, nagèrent, nagerai, nageras, nagera, nagerons, nagerez, nageront)
-
se baigner werkwoord
-
Conjugations for zwemmen:
o.t.t.
- zwem
- zwemt
- zwemt
- zwemmen
- zwemmen
- zwemmen
o.v.t.
- zwom
- zwom
- zwom
- zwommen
- zwommen
- zwommen
v.t.t.
- heb gezwommen
- hebt gezwommen
- heeft gezwommen
- hebben gezwommen
- hebben gezwommen
- hebben gezwommen
v.v.t.
- had gezwommen
- had gezwommen
- had gezwommen
- hadden gezwommen
- hadden gezwommen
- hadden gezwommen
o.t.t.t.
- zal zwemmen
- zult zwemmen
- zal zwemmen
- zullen zwemmen
- zullen zwemmen
- zullen zwemmen
o.v.t.t.
- zou zwemmen
- zou zwemmen
- zou zwemmen
- zouden zwemmen
- zouden zwemmen
- zouden zwemmen
diversen
- zwem!
- zwemt!
- gezwommen
- zwemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
zwemmen (zwemsport)
Vertaal Matrix voor zwemmen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
natation | zwemmen; zwemsport | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
faire de la natation | zwemmen | |
nager | zwemmen | baden |
se baigner | zwemmen | baden; een bad nemen |
Verwante definities voor "zwemmen":
Wiktionary: zwemmen
zwemmen
Cross Translation:
verb
zwemmen
-
zich gecoördineerd door het water voortbewegen
- zwemmen → nager
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zwemmen | → nager | ↔ swim — move through water |
• zwemmen | → natation | ↔ swim — act or instance of swimming |
• zwemmen | → natation | ↔ swimming — human activity of moving oneself through water |
• zwemmen | → nager | ↔ schwimmen — (intransitiv) sich aus eigener Kraft auf oder in einer Flüssigkeit fortbewegen |
• zwemmen | → flotter | ↔ schwimmen — (intransitiv) von einer Flüssigkeit auf der Oberfläche getragen werden |