Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. zweefvliegen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zweefvliegen (Nederlands) in het Frans

zweefvliegen:

zweefvliegen werkwoord (zweefvlieg, zweefvliegt, zweefvliegde, zweefvliegden, gezweefvliegd)

  1. zweefvliegen

Conjugations for zweefvliegen:

o.t.t.
  1. zweefvlieg
  2. zweefvliegt
  3. zweefvliegt
  4. zweefvliegen
  5. zweefvliegen
  6. zweefvliegen
o.v.t.
  1. zweefvliegde
  2. zweefvliegde
  3. zweefvliegde
  4. zweefvliegden
  5. zweefvliegden
  6. zweefvliegden
v.t.t.
  1. heb gezweefvliegd
  2. hebt gezweefvliegd
  3. heeft gezweefvliegd
  4. hebben gezweefvliegd
  5. hebben gezweefvliegd
  6. hebben gezweefvliegd
v.v.t.
  1. had gezweefvliegd
  2. had gezweefvliegd
  3. had gezweefvliegd
  4. hadden gezweefvliegd
  5. hadden gezweefvliegd
  6. hadden gezweefvliegd
o.t.t.t.
  1. zal zweefvliegen
  2. zult zweefvliegen
  3. zal zweefvliegen
  4. zullen zweefvliegen
  5. zullen zweefvliegen
  6. zullen zweefvliegen
o.v.t.t.
  1. zou zweefvliegen
  2. zou zweefvliegen
  3. zou zweefvliegen
  4. zouden zweefvliegen
  5. zouden zweefvliegen
  6. zouden zweefvliegen
diversen
  1. zweefvlieg!
  2. zweefvliegt!
  3. gezweefvliegd
  4. zweefvliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zweefvliegen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. zweefvliegen
    le vol à voile

Vertaal Matrix voor zweefvliegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vol à voile zweefvliegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire du vol à voile zweefvliegen

Wiktionary: zweefvliegen

zweefvliegen
verb
  1. (inergatief) vliegen en besturen van een zweefvliegtuig