Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zwalken (Nederlands) in het Frans
zwalken:
-
zwalken
rouler sa bosse; bourlinguer-
rouler sa bosse werkwoord
-
bourlinguer werkwoord (bourlingue, bourlingues, bourlinguons, bourlinguez, bourlinguent, bourlinguais, bourlinguait, bourlinguions, bourlinguiez, bourlinguaient, bourlinguai, bourlinguas, bourlingua, bourlinguâmes, bourlinguâtes, bourlinguèrent, bourlinguerai, bourlingueras, bourlinguera, bourlinguerons, bourlinguerez, bourlingueront)
-
Conjugations for zwalken:
o.t.t.
- zwalk
- zwalkt
- zwalkt
- zwalken
- zwalken
- zwalken
o.v.t.
- zwalkte
- zwalkte
- zwalkte
- zwalkten
- zwalkten
- zwalkten
v.t.t.
- heb gezwalkt
- hebt gezwalkt
- heeft gezwalkt
- hebben gezwalkt
- hebben gezwalkt
- hebben gezwalkt
v.v.t.
- had gezwalkt
- had gezwalkt
- had gezwalkt
- hadden gezwalkt
- hadden gezwalkt
- hadden gezwalkt
o.t.t.t.
- zal zwalken
- zult zwalken
- zal zwalken
- zullen zwalken
- zullen zwalken
- zullen zwalken
o.v.t.t.
- zou zwalken
- zou zwalken
- zou zwalken
- zouden zwalken
- zouden zwalken
- zouden zwalken
diversen
- zwalk!
- zwalkt!
- gezwalkt
- zwalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zwalken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bourlinguer | zwalken | |
rouler sa bosse | zwalken |