Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zinnen (Nederlands) in het Frans

zinnen:

zinnen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zinnen (volzinnen)
    la phrases
    • phrases [la ~] zelfstandig naamwoord

zinnen werkwoord (zin, zint, zon, zonnen, gezonnen)

  1. zinnen (plan beramen; bedenken; verzinnen; beramen)
    concevoir un plan; préparer; planifier; projeter; tramer
    • concevoir un plan werkwoord
    • préparer werkwoord (prépare, prépares, préparons, préparez, )
    • planifier werkwoord (planifie, planifies, planifions, planifiez, )
    • projeter werkwoord (projette, projettes, projetons, projetez, )
    • tramer werkwoord (trame, trames, tramons, tramez, )

Conjugations for zinnen:

o.t.t.
  1. zin
  2. zint
  3. zint
  4. zinnen
  5. zinnen
  6. zinnen
o.v.t.
  1. zon
  2. zon
  3. zon
  4. zonnen
  5. zonnen
  6. zonnen
v.t.t.
  1. heb gezonnen
  2. hebt gezonnen
  3. heeft gezonnen
  4. hebben gezonnen
  5. hebben gezonnen
  6. hebben gezonnen
v.v.t.
  1. had gezonnen
  2. had gezonnen
  3. had gezonnen
  4. hadden gezonnen
  5. hadden gezonnen
  6. hadden gezonnen
o.t.t.t.
  1. zal zinnen
  2. zult zinnen
  3. zal zinnen
  4. zullen zinnen
  5. zullen zinnen
  6. zullen zinnen
o.v.t.t.
  1. zou zinnen
  2. zou zinnen
  3. zou zinnen
  4. zouden zinnen
  5. zouden zinnen
  6. zouden zinnen
diversen
  1. zin!
  2. zint!
  3. gezonnen
  4. zinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zinnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
phrases volzinnen; zinnen bombasten; opvullingskatoen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concevoir un plan bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen
planifier bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen beramen; plannen; ramen; schatten; taxeren
projeter bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen afdraaien; plannen; projecteren; van plan zijn; voorhebben
préparer bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen alvast neerzetten; bereiden; brouwen; gereed maken; gereedmaken; iets toebereiden; klaar leggen; klaarleggen; klaarmaken; klaarzetten; prepareren; toebereiden; uitspreiden; voorbereiden; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen; voorbewerken; voorwerken
tramer bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen bedenken; beramen; fantaseren; plannen; ramen; rasteren; schatten; taxeren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden

Verwante woorden van "zinnen":


Wiktionary: zinnen

zinnen

zinnen vorm van zin:

zin [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de zin (zegswijze; uitdrukking; frase; gezegde)
    l'expression; la locution verbale
  2. de zin (doel; nut)
    le sens; l'utilité; l'avantage
    • sens [le ~] zelfstandig naamwoord
    • utilité [la ~] zelfstandig naamwoord
    • avantage [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. de zin (zin taalkundig)
    la phrase
    • phrase [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. de zin (waarde; betekenis; belang)
    la valeur; l'importance; le prix; le coût
    • valeur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • importance [la ~] zelfstandig naamwoord
    • prix [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coût [le ~] zelfstandig naamwoord
  5. de zin (geboeidheid; interesse; belangstelling; animo; fascinatie)
    l'envie; le plaisir; le fort intérêt; la fascination; l'attention; la ferveur; la passion; le goût; l'élan; l'énergie; l'ardeur; l'entrain
  6. de zin (eetlust; lust; trek)
    l'appétit; la faim
    • appétit [le ~] zelfstandig naamwoord
    • faim [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. de zin (geilheid; opgewondenheid; hitsigheid; lust)
    la lubricité; le désir; l'excitation
  8. de zin (zin om iets te eten; trek)
    le petit creux; la faim; l'appétit

Vertaal Matrix voor zin:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appétit eetlust; lust; trek; zin; zin om iets te eten honger; hongergevoel; hongerigheid; trek
ardeur animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin aandrang; aandrift; ambitie; bevlogenheid; bezieling; daadkracht; devotie; doortastendheid; drang; drift; eerzucht; elan; energie; enthousiasme; esprit; felheid; fut; gedrevenheid; geestdrift; genegenheid; genoegen; genot; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; heftigheid; hevigheid; hitte; ijver; ijverigheid; intensiteit; inzet; kracht; lust; momentum; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onrustigheid; onstuimigheid; overgave; passie; pit; puf; temperament; toegewijdheid; toewijding; trouw; turbulentie; uitbundigheid; uitgelatenheid; vlam; vlijt; vlijtigheid; vurigheid; vuur; warmte; wellust; werklust; werkzaamheid; woeligheid; zorgzaamheid
attention animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin aandacht; aanschouwen; acht; attentie; bekijks; belangstelling; interesse; juistheid; nauwlettendheid; observeren; oplettendheid; opmerkzaamheid; oppassen; preciesheid; stiptheid; uitkijken; zien
avantage doel; nut; zin baat; bruikbaarheid; gewin; inpasbaarheid; nut; nuttigheid; oogst; opbrengst; overhand; pluspunt; product; profijt; rendement; uitkomst; vergoeding; voordeeltje; voortbrengsel; waarde; winst
coût belang; betekenis; waarde; zin
désir geilheid; hitsigheid; lust; opgewondenheid; zin bede; begeerte; begeren; drift; geneigdheid; genoegen; genot; gezindheid; hang; hevig verlangen; inclinatie; lust; neiging; smachten; verlangen; verzoek; vraag; wellust; wens; wensen; zucht
entrain animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin frivoliteit; hupsheid; lichtzinnigheid; lustigheid; ondiepte; oppervlakkigheid; uitgelatenheid; vrolijkheid
envie animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin afgunst; begeerte; begeren; begerige ijver; drift; genoegen; genot; graagte; gretigheid; heftig verlangen; hevig verlangen; jaloezie; kif; kinnesinne; lust; naijver; nijd; smachten; verlangen; wellust; wensen; zucht
excitation geilheid; hitsigheid; lust; opgewondenheid; zin aanmoediging; aansporen; aansporing; aanstoken; agitatie; beroering; gewoel; instigeren; ongedurigheid; onrust; onrustigheid; ophitsen; oproer; opruiing; opstand; opstoken; opstokerij; opstootje; opwekken; opwekking; rel; steun; stimulans; volksoproer; vuistgevecht
expression frase; gezegde; uitdrukking; zegswijze; zin bewoording; expressie; formulering; gelaatsuitdrukking; gezegde; gezichtsuitdrukking; spreuk; taalschat; uitdrukking; uiting; verwoording
faim eetlust; lust; trek; zin; zin om iets te eten honger; hongergevoel; hongerigheid; hongersnood; trek
fascination animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
ferveur animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin drift; elan; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; overgave; passie; pit; temperament; vlam; vlijt; vlijtigheid; vurigheid; vuur; werklust; werkzaamheid
fort intérêt animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
goût animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin smaakje; smaakzin
importance belang; betekenis; waarde; zin belang; belangrijkheid; gewichtigheid
locution verbale frase; gezegde; uitdrukking; zegswijze; zin
lubricité geilheid; hitsigheid; lust; opgewondenheid; zin
passion animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin bevlogenheid; bezetenheid; bezieling; devotie; drift; enthousiasme; felheid; gedrevenheid; geestdrift; genegenheid; genoegen; genot; gevoeligheid; gloed; hartelijkheid; hartstocht; hartstochtelijkheid; heftigheid; hevigheid; ijver; innigheid; intensiteit; inzet; jool; kracht; leut; liefkozing; lust; obsessie; overgave; passie; plezier; pret; seksuele begeerte; tederheid; toegewijdheid; toewijding; trouw; verlangen; verliefdheid; vurigheid; vuur; wellust; wens; zachtheid; zorgzaamheid
petit creux trek; zin; zin om iets te eten
phrase zin; zin taalkundig frase; loze kreet; zinsnede
plaisir animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin aardigheid; amusement; blijheid; blijmoedigheid; content; drift; gein; geneugte; genieten; genoegen; genot; jolijt; jool; keet; keurigheid; leut; lol; lust; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; opgewektheid; ordelijkheid; plezier; pret; pretmakerij; properheid; seksuele begeerte; smetteloosheid; tevredenheid; vermaak; vermakelijkheid; verstrooiing; vertier; vreugde; vrolijkheid; welgevallen
prix belang; betekenis; waarde; zin geldprijs; gewonnen prijs; prijs; prijskaartje
sens doel; nut; zin afmeting; bedoeling; beduidenis; beduiding; belang; betekenis; dimensie; formaat; geest; gevoel; gewichtigheid; grootte; inhoud; koers; maat; mate; omvang; orgaan; richting; sentiment; strekking; teneur; zintuig
utilité doel; nut; zin bruikbaarheid; inpasbaarheid; nut; nuttigheid; raadzaamheid; relevantie; utiliteit; waarde; wenselijkheid
valeur belang; betekenis; waarde; zin kostbaarheid; prijzigheid; waardepapier
élan animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin bevlogenheid; bezieling; drift; enthousiasme; gedrevenheid; geestdrift; hartstocht; ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; passie; uitbundigheid; uitgelatenheid; vlijt; vlijtigheid; vuur; werklust; werkzaamheid
énergie animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin aandrift; arbeidskracht; arbeidsvermogen; daadkracht; daadkrachtigheid; doortastendheid; dynamiek; electrische stroom; energie; esprit; felheid; fiksheid; fut; incasseringsvermogen; kracht; krachtdadigheid; kranigheid; manhaftigheid; momentum; pittigheid; puf; sterkte; stroom; veerkracht; weerstand; weerstandsvermogen; werkkracht; werklust; werkvermogen; werkzaamheid
- betekenis
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
valeur waarde

Verwante woorden van "zin":


Synoniemen voor "zin":


Verwante definities voor "zin":

  1. wat bedoeld wordt1
    • dit woord is in figuurlijke zin gebruikt1
  2. wat het oplevert1
    • ik begrijp de zin van die actie niet1
  3. reeks woorden die bij elkaar horen1
    • een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt1
  4. wat je verlangt dat er gebeurt1
    • jullie willen altijd je eigen zin doen1

Wiktionary: zin

zin
noun
  1. een serie woorden die gezamenlijk in syntactisch verband een afgerond geheel vormen
zin
noun
  1. Intention d’exécuter quelque chose (sens général)
  2. Envie immodérée
  3. Traductions à trier suivant le sens
  4. volonté, caprice, fantaisie.
  5. (grammaire, fr) séquence de propositions ordonnés en fonction des règles de la grammaire, permettant de décrire quelque chose.
  6. sentiment, sensation agréable.
  7. parole échanger dans la conversation.
  8. Signification
  9. signification, ce que quelque chose veut dire.
  10. Ce que signifie une chose ; sens attacher à une chose.
  11. vœu, désir qu’une chose accomplir.
  12. faculté de vouloir, de se déterminer à quelque chose.

Cross Translation:
FromToVia
zin proposition; phrase SatzLinguistik, Syntax: ein abgeschlossener, nach grammatischen Regeln aufgebauter, sprachlich geäußerter Gedanke; speziell: grammatikalische Einheit, bestehend aus einem finiten Verb und allen von diesem Verb verlangten Satzgliedern
zin phrase sentence — grammatically complete series of words consisting of a subject and predicate

Verwante vertalingen van zinnen