Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zing uit (Nederlands) in het Frans
uitzingen:
-
uitzingen (uithouden; dragen; volhouden; verdragen; doorstaan; verduren; dulden; harden)
tenir le coup; tenir; persister; endurer; supporter; persévérer; maintenir; continuer; subir; tenir jusqu'au bout-
tenir le coup werkwoord
-
tenir werkwoord (tiens, tient, tenons, tenez, tiennent, tenais, tenait, tenions, teniez, tenaient, tins, tint, tînmes, tîntes, tinrent, tiendrai, tiendras, tiendra, tiendrons, tiendrez, tiendront)
-
persister werkwoord (persiste, persistes, persistons, persistez, persistent, persistais, persistait, persistions, persistiez, persistaient, persistai, persistas, persista, persistâmes, persistâtes, persistèrent, persisterai, persisteras, persistera, persisterons, persisterez, persisteront)
-
endurer werkwoord (endure, endures, endurons, endurez, endurent, endurais, endurait, endurions, enduriez, enduraient, endurai, enduras, endura, endurâmes, endurâtes, endurèrent, endurerai, endureras, endurera, endurerons, endurerez, endureront)
-
supporter werkwoord (supporte, supportes, supportons, supportez, supportent, supportais, supportait, supportions, supportiez, supportaient, supportai, supportas, supporta, supportâmes, supportâtes, supportèrent, supporterai, supporteras, supportera, supporterons, supporterez, supporteront)
-
persévérer werkwoord (persévère, persévères, persévérons, persévérez, persévèrent, persévérais, persévérait, persévérions, persévériez, persévéraient, persévérai, persévéras, persévéra, persévérâmes, persévérâtes, persévérèrent, persévérerai, persévéreras, persévérera, persévérerons, persévérerez, persévéreront)
-
maintenir werkwoord (maintiens, maintient, maintenons, maintenez, maintiennent, maintenais, maintenait, maintenions, mainteniez, maintenaient, maintins, maintint, maintînmes, maintîntes, maintinrent, maintiendrai, maintiendras, maintiendra, maintiendrons, maintiendrez, maintiendront)
-
continuer werkwoord (continue, continues, continuons, continuez, continuent, continuais, continuait, continuions, continuiez, continuaient, continuai, continuas, continua, continuâmes, continuâtes, continuèrent, continuerai, continueras, continuera, continuerons, continuerez, continueront)
-
subir werkwoord (subis, subit, subissons, subissez, subissent, subissais, subissait, subissions, subissiez, subissaient, subîmes, subîtes, subirent, subirai, subiras, subira, subirons, subirez, subiront)
-
tenir jusqu'au bout werkwoord
-
Conjugations for uitzingen:
o.t.t.
- zing uit
- zingt uit
- zingt uit
- zingen uit
- zingen uit
- zingen uit
o.v.t.
- zong uit
- zong uit
- zong uit
- zongen uit
- zongen uit
- zongen uit
v.t.t.
- heb uitgezongen
- hebt uitgezongen
- heeft uitgezongen
- hebben uitgezongen
- hebben uitgezongen
- hebben uitgezongen
v.v.t.
- had uitgezongen
- had uitgezongen
- had uitgezongen
- hadden uitgezongen
- hadden uitgezongen
- hadden uitgezongen
o.t.t.t.
- zal uitzingen
- zult uitzingen
- zal uitzingen
- zullen uitzingen
- zullen uitzingen
- zullen uitzingen
o.v.t.t.
- zou uitzingen
- zou uitzingen
- zou uitzingen
- zouden uitzingen
- zouden uitzingen
- zouden uitzingen
en verder
- ben uitgezongen
- bent uitgezongen
- is uitgezongen
- zijn uitgezongen
- zijn uitgezongen
- zijn uitgezongen
diversen
- zing uit!
- zingt uit!
- uitgezongen
- uitzingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze