Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zegenen (Nederlands) in het Frans

zegenen:

zegenen werkwoord (zegen, zegent, zegende, zegenden, gezegend)

  1. zegenen (inzegenen; wijden; heiligen; inwijden)
    bénir; consacrer; sanctifier; donner la bénédiction
    • bénir werkwoord (bénis, bénit, bénissons, bénissez, )
    • consacrer werkwoord (consacre, consacres, consacrons, consacrez, )
    • sanctifier werkwoord (sanctifie, sanctifies, sanctifions, sanctifiez, )

Conjugations for zegenen:

o.t.t.
  1. zegen
  2. zegent
  3. zegent
  4. zegenen
  5. zegenen
  6. zegenen
o.v.t.
  1. zegende
  2. zegende
  3. zegende
  4. zegenden
  5. zegenden
  6. zegenden
v.t.t.
  1. heb gezegend
  2. hebt gezegend
  3. heeft gezegend
  4. hebben gezegend
  5. hebben gezegend
  6. hebben gezegend
v.v.t.
  1. had gezegend
  2. had gezegend
  3. had gezegend
  4. hadden gezegend
  5. hadden gezegend
  6. hadden gezegend
o.t.t.t.
  1. zal zegenen
  2. zult zegenen
  3. zal zegenen
  4. zullen zegenen
  5. zullen zegenen
  6. zullen zegenen
o.v.t.t.
  1. zou zegenen
  2. zou zegenen
  3. zou zegenen
  4. zouden zegenen
  5. zouden zegenen
  6. zouden zegenen
diversen
  1. zegen!
  2. zegent!
  3. gezegend
  4. zegenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zegenen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. zegenen (zegen; voorspoed; zegening; )
    la bénédiction; la félicité; la magnificence; le salut
  2. zegenen (zegen; voorspoed; zegening; )
    la bénédiction; la grâce; le voeu de bonheur; la félicité; le salut

Vertaal Matrix voor zegenen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bénédiction gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening felicitatie; gelukwens; heildronk; heiliging; heilwens; inauguratie; inauguratierede; inhuldiging; initiatie; inwijding; inwijdingsplechtigheid; inzegening; inzegeningsplechtigheid; toost; wijding; wijdingsdienst; zegening
félicité gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening bof; fortuin; geluk; geluk hebbend; gelukkigheid; gelukzaligheid; heerlijkheid; heil; het gelukkig-zijn; verlossing; voorspoed; welvaart; welvarendheid; welzijn; zaligheid
grâce gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening barmhartigheid; begenadiging; bekoorlijkheid; bevalligheid; dienst; elegantie; genade; goedertierenheid; goedgunstigheid; gratie; gunst; kwijtschelding; lieflijkheid; lieftalligheid; mededogen; pardon; vergeving; vergiffenis; verschoning; welwillendheid
magnificence gezegende toestand; heil; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening gelukzaligheid; glans; grandeur; grootsheid; heerlijkheid; indrukwekkendheid; luister; luxe; overvloed; praal; pracht; pronk; weelde; weelderigheid; weidsheid
salut gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening begroeting; eregroet; groet; groeten; handgebaar; heil; heilwens; lijfsbehoud; receptie; saluut; verlossing; verwelkoming; voorspoed; welkomstgroet; welzijn; zaligheid; zielenheil
voeu de bonheur gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening felicitatie; gelukwens; heildronk; heilwens; toost
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bénir heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen
consacrer heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen aangrijpen; aanwenden; benutten; gebruiken; toepassen
donner la bénédiction heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen
sanctifier heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
salut hallo; hoi
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
félicité gefeliciteerd
salut dag; hallo; hoi

Verwante woorden van "zegenen":


Wiktionary: zegenen

zegenen
verb
  1. de zegen geven
zegenen
verb
  1. (religion) consacrer au culte, au service divin avec certaines cérémonies.

Cross Translation:
FromToVia
zegenen bénir bless — confer blessing on

zegenen vorm van zegen:

zegen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zegen (voorspoed; zegening; zaligheid; )
    la bénédiction; la félicité; la magnificence; le salut
  2. de zegen (voorspoed; zegening; heil; )
    la bénédiction; la grâce; le voeu de bonheur; la félicité; le salut

Vertaal Matrix voor zegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bénédiction gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening felicitatie; gelukwens; heildronk; heiliging; heilwens; inauguratie; inauguratierede; inhuldiging; initiatie; inwijding; inwijdingsplechtigheid; inzegening; inzegeningsplechtigheid; toost; wijding; wijdingsdienst; zegening
félicité gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening bof; fortuin; geluk; geluk hebbend; gelukkigheid; gelukzaligheid; heerlijkheid; heil; het gelukkig-zijn; verlossing; voorspoed; welvaart; welvarendheid; welzijn; zaligheid
grâce gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening barmhartigheid; begenadiging; bekoorlijkheid; bevalligheid; dienst; elegantie; genade; goedertierenheid; goedgunstigheid; gratie; gunst; kwijtschelding; lieflijkheid; lieftalligheid; mededogen; pardon; vergeving; vergiffenis; verschoning; welwillendheid
magnificence gezegende toestand; heil; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening gelukzaligheid; glans; grandeur; grootsheid; heerlijkheid; indrukwekkendheid; luister; luxe; overvloed; praal; pracht; pronk; weelde; weelderigheid; weidsheid
salut gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening begroeting; eregroet; groet; groeten; handgebaar; heil; heilwens; lijfsbehoud; receptie; saluut; verlossing; verwelkoming; voorspoed; welkomstgroet; welzijn; zaligheid; zielenheil
voeu de bonheur gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening felicitatie; gelukwens; heildronk; heilwens; toost
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
salut hallo; hoi
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
félicité gefeliciteerd
salut dag; hallo; hoi

Verwante woorden van "zegen":


Wiktionary: zegen


Cross Translation:
FromToVia
zegen bénédiction; grâce blessing — divine or supernatural aid or reward
zegen aubaine boon — A blessing or benefit
zegen seine seine — fishing net
zegen bénédiction Segen — Zustand des Glücks
zegen bénédiction Segen — rituell geäußerter Wunsch um Gottes Gnade/Beistand für jemanden oder etwas