Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zachtheid (Nederlands) in het Frans
zachtheid:
-
de zachtheid (tederheid; liefkozing; gevoeligheid; innigheid; hartelijkheid)
-
de zachtheid (weekheid)
-
de zachtheid (slapheid; zwakte; zwakheid; sulligheid; laksheid; krachteloosheid; slapte; weekheid)
Vertaal Matrix voor zachtheid:
Verwante woorden van "zachtheid":
Wiktionary: zachtheid
zachtheid
noun
-
état de ce qui est faible.
-
affection congénitale ou accidentelle qui gêne ou empêcher le fonctionnement de telle ou telle partie de l’organisme.
zachtheid vorm van zacht:
-
zacht (zachtaardig; goedhartig; mild; welwillend; clement; mak)
-
zacht (zacht aanvoelend)
Vertaal Matrix voor zacht:
Verwante woorden van "zacht":
Antoniemen van "zacht":
Verwante definities voor "zacht":
Wiktionary: zacht
zacht
zacht
Cross Translation:
adjective
-
Traductions à trier suivant le sens.
- doux → zacht; bot; stomp; mild; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig; zoel; liefelijk; zoet
-
agréable, charmant, mignon, aimable. Qui a une certaine grâce, un certain agrément délicat.
- gentil → bekoorlijk; charmant; innemend; schattig; snoeperig; snoezig; liefelijk; zacht; zoet; aardig; lief; voorkomend; vriendelijk
-
Qui ne reprend pas sa forme initiale après avoir été déformé
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zacht | → doux; douce | ↔ bland — Mild; dull; soft; gentle; smooth in manner; suave |
• zacht | → douce; doux | ↔ bland — Having a soothing effect; not irritating or stimulating |
• zacht | → douce; doux | ↔ mild — gentle; pleasant; kind; soft |
• zacht | → mou; molle; doux | ↔ soft — giving way under pressure |
• zacht | → mou; molle | ↔ soft — of a cloth |
• zacht | → doux; douce | ↔ soft — gentle |
• zacht | → tendre | ↔ tender — soft and easily chewed |
• zacht | → tendre | ↔ tender — fond, loving, gentle, sweet |
• zacht | → mou; molle | ↔ weich — ohne großen Kraftaufwand plastisch verformbar |
• zacht | → fragile | ↔ zart — wenig robust/widerstandsfähig |
• zacht | → fin | ↔ zart — als angenehm wahrnehmbar |