Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- wijzen:
-
wijs:
- sage; érudit; savant; très savant; qui a beaucoup lu; cultivé; instruit; lettré; qui a fait des études supérieures; raisonnable; intelligent; raisonnablement; malin; sensé; intelligemment; sagement; sensément; fantastique; fabuleux; génial; astucieux; lunatique; dément; délirant; fou; habile; de génie; d'une manière sensée; d'une façon géniale
- manière; façon; méthode; procédure; procédé; ligne de conduite; genre; air; mélodie; chanson; chant; ballade
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wijzen (Nederlands) in het Frans
wijzen:
-
wijzen (attenderen)
indiquer; montrer; signaler; attirer l'attention sur; appeler l'attention sur-
indiquer werkwoord (indique, indiques, indiquons, indiquez, indiquent, indiquais, indiquait, indiquions, indiquiez, indiquaient, indiquai, indiquas, indiqua, indiquâmes, indiquâtes, indiquèrent, indiquerai, indiqueras, indiquera, indiquerons, indiquerez, indiqueront)
-
montrer werkwoord (montre, montres, montrons, montrez, montrent, montrais, montrait, montrions, montriez, montraient, montrai, montras, montra, montrâmes, montrâtes, montrèrent, montrerai, montreras, montrera, montrerons, montrerez, montreront)
-
signaler werkwoord (signale, signales, signalons, signalez, signalent, signalais, signalait, signalions, signaliez, signalaient, signalai, signalas, signala, signalâmes, signalâtes, signalèrent, signalerai, signaleras, signalera, signalerons, signalerez, signaleront)
-
attirer l'attention sur werkwoord
-
appeler l'attention sur werkwoord
-
-
wijzen (iets aanwijzen; aanduiden; indiceren; aangeven)
indiquer quelquechose; désigner; montrer; signaler-
indiquer quelquechose werkwoord
-
désigner werkwoord (désigne, désignes, désignons, désignez, désignent, désignais, désignait, désignions, désigniez, désignaient, désignai, désignas, désigna, désignâmes, désignâtes, désignèrent, désignerai, désigneras, désignera, désignerons, désignerez, désigneront)
-
montrer werkwoord (montre, montres, montrons, montrez, montrent, montrais, montrait, montrions, montriez, montraient, montrai, montras, montra, montrâmes, montrâtes, montrèrent, montrerai, montreras, montrera, montrerons, montrerez, montreront)
-
signaler werkwoord (signale, signales, signalons, signalez, signalent, signalais, signalait, signalions, signaliez, signalaient, signalai, signalas, signala, signalâmes, signalâtes, signalèrent, signalerai, signaleras, signalera, signalerons, signalerez, signaleront)
-
Conjugations for wijzen:
o.t.t.
- wijs
- wijst
- wijst
- wijzen
- wijzen
- wijzen
o.v.t.
- wees
- wees
- wees
- wezen
- wezen
- wezen
v.t.t.
- heb gewezen
- hebt gewezen
- heeft gewezen
- hebben gewezen
- hebben gewezen
- hebben gewezen
v.v.t.
- had gewezen
- had gewezen
- had gewezen
- hadden gewezen
- hadden gewezen
- hadden gewezen
o.t.t.t.
- zal wijzen
- zult wijzen
- zal wijzen
- zullen wijzen
- zullen wijzen
- zullen wijzen
o.v.t.t.
- zou wijzen
- zou wijzen
- zou wijzen
- zouden wijzen
- zouden wijzen
- zouden wijzen
diversen
- wijs!
- wijst!
- gewezen
- wijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wijzen:
Verwante woorden van "wijzen":
Verwante definities voor "wijzen":
Wiktionary: wijzen
wijzen
Cross Translation:
verb
wijzen
-
(inergatief) met de (wijs)vinger, hand of arm in een richting duiden
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wijzen | → pointer; indiquer | ↔ point — to extend finger |
• wijzen | → indiquer | ↔ zeigen — auf etwas zeigen: (meist mit dem Finger) in die Richtung von etwas deuten |
wijzen vorm van wijs:
-
wijs (gestudeerd; erudiet; ontwikkeld; zeer ontwikkeld; hooggeleerd; geletterd; zeer geleerd; belezen)
sage; érudit; savant; très savant; qui a beaucoup lu; cultivé; instruit; lettré; qui a fait des études supérieures-
sage bijvoeglijk naamwoord
-
érudit bijvoeglijk naamwoord
-
savant bijvoeglijk naamwoord
-
très savant bijvoeglijk naamwoord
-
qui a beaucoup lu bijvoeglijk naamwoord
-
cultivé bijvoeglijk naamwoord
-
instruit bijvoeglijk naamwoord
-
lettré bijvoeglijk naamwoord
-
qui a fait des études supérieures bijvoeglijk naamwoord
-
-
wijs (verstandig; wijselijk; bedachtzaam; raadzaam; weldenkend; zinnig; correct; doordacht; pienter; nadenkend)
raisonnable; intelligent; sage; raisonnablement; malin; sensé; intelligemment; sagement; sensément-
raisonnable bijvoeglijk naamwoord
-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
sage bijvoeglijk naamwoord
-
raisonnablement bijvoeglijk naamwoord
-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
sensé bijvoeglijk naamwoord
-
intelligemment bijvoeglijk naamwoord
-
sagement bijvoeglijk naamwoord
-
sensément bijvoeglijk naamwoord
-
-
wijs (geleerd; intelligent; slim)
-
wijs (te gek; fantastisch; gaaf; fabelachtig; waanzinnig; krankzinnig; reuze)
fantastique; fabuleux; génial; astucieux; lunatique; dément; délirant; fou; sensé; habile; de génie; malin; d'une manière sensée; d'une façon géniale-
fantastique bijvoeglijk naamwoord
-
fabuleux bijvoeglijk naamwoord
-
génial bijvoeglijk naamwoord
-
astucieux bijvoeglijk naamwoord
-
lunatique bijvoeglijk naamwoord
-
dément bijvoeglijk naamwoord
-
délirant bijvoeglijk naamwoord
-
fou bijvoeglijk naamwoord
-
sensé bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
de génie bijvoeglijk naamwoord
-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
d'une manière sensée bijvoeglijk naamwoord
-
d'une façon géniale bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor wijs:
Verwante woorden van "wijs":
Antoniemen van "wijs":
Verwante definities voor "wijs":
Wiktionary: wijs
wijs
Cross Translation:
adjective
wijs
-
van groot inzicht getuigend
- wijs → sage
noun
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wijs | → mode | ↔ mood — in grammar |
• wijs | → sage | ↔ sage — wise |
• wijs | → sage | ↔ wise — showing good judgement |
• wijs | → sage | ↔ weise — reich an Wissen und Lebenserfahrung |