Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wiegen (Nederlands) in het Frans
wiegen:
-
wiegen (schommelen)
secouer; balancer; être bercé; bercer; se balancer; être houleux; vaciller; chanceler; osciller; tituber-
secouer werkwoord (secoue, secoues, secouons, secouez, secouent, secouais, secouait, secouions, secouiez, secouaient, secouai, secouas, secoua, secouâmes, secouâtes, secouèrent, secouerai, secoueras, secouera, secouerons, secouerez, secoueront)
-
balancer werkwoord (balance, balances, balançons, balancez, balancent, balançais, balançait, balancions, balanciez, balançaient, balançai, balanças, balança, balançâmes, balançâtes, balancèrent, balancerai, balanceras, balancera, balancerons, balancerez, balanceront)
-
être bercé werkwoord
-
bercer werkwoord (berce, berces, berçons, bercez, bercent, berçais, berçait, bercions, berciez, berçaient, berçai, berças, berça, berçâmes, berçâtes, bercèrent, bercerai, berceras, bercera, bercerons, bercerez, berceront)
-
se balancer werkwoord
-
être houleux werkwoord
-
vaciller werkwoord (vacille, vacilles, vacillons, vacillez, vacillent, vacillais, vacillait, vacillions, vacilliez, vacillaient, vacillai, vacillas, vacilla, vacillâmes, vacillâtes, vacillèrent, vacillerai, vacilleras, vacillera, vacillerons, vacillerez, vacilleront)
-
chanceler werkwoord (chancelle, chancelles, chancelons, chancelez, chancellent, chancelais, chancelait, chancelions, chanceliez, chancelaient, chancelai, chancelas, chancela, chancelâmes, chancelâtes, chancelèrent, chancellerai, chancelleras, chancellera, chancellerons, chancellerez, chancelleront)
-
osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, oscillent, oscillais, oscillait, oscillions, oscilliez, oscillaient, oscillai, oscillas, oscilla, oscillâmes, oscillâtes, oscillèrent, oscillerai, oscilleras, oscillera, oscillerons, oscillerez, oscilleront)
-
tituber werkwoord (titube, titubes, titubons, titubez, titubent, titubais, titubait, titubions, titubiez, titubaient, titubai, titubas, tituba, titubâmes, titubâtes, titubèrent, tituberai, tituberas, titubera, tituberons, tituberez, tituberont)
-
-
wiegen (heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen)
bercer; osciller; balancer; dodeliner; bringuebaler; se balancer; brimbaler-
bercer werkwoord (berce, berces, berçons, bercez, bercent, berçais, berçait, bercions, berciez, berçaient, berçai, berças, berça, berçâmes, berçâtes, bercèrent, bercerai, berceras, bercera, bercerons, bercerez, berceront)
-
osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, oscillent, oscillais, oscillait, oscillions, oscilliez, oscillaient, oscillai, oscillas, oscilla, oscillâmes, oscillâtes, oscillèrent, oscillerai, oscilleras, oscillera, oscillerons, oscillerez, oscilleront)
-
balancer werkwoord (balance, balances, balançons, balancez, balancent, balançais, balançait, balancions, balanciez, balançaient, balançai, balanças, balança, balançâmes, balançâtes, balancèrent, balancerai, balanceras, balancera, balancerons, balancerez, balanceront)
-
dodeliner werkwoord
-
bringuebaler werkwoord
-
se balancer werkwoord
-
brimbaler werkwoord
-
Conjugations for wiegen:
o.t.t.
- wieg
- wiegt
- wiegt
- wiegen
- wiegen
- wiegen
o.v.t.
- wiegde
- wiegde
- wiegde
- wiegden
- wiegden
- wiegden
v.t.t.
- heb gewiegd
- hebt gewiegd
- heeft gewiegd
- hebben gewiegd
- hebben gewiegd
- hebben gewiegd
v.v.t.
- had gewiegd
- had gewiegd
- had gewiegd
- hadden gewiegd
- hadden gewiegd
- hadden gewiegd
o.t.t.t.
- zal wiegen
- zult wiegen
- zal wiegen
- zullen wiegen
- zullen wiegen
- zullen wiegen
o.v.t.t.
- zou wiegen
- zou wiegen
- zou wiegen
- zouden wiegen
- zouden wiegen
- zouden wiegen
diversen
- wieg!
- wiegt!
- gewiegd
- wiegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wiegen:
Verwante woorden van "wiegen":
Wiktionary: wiegen
wiegen
Cross Translation:
verb
wiegen
-
zachtjes heen en weer bewegen, gewoonlijk om een zuigeling in slaap te brengen
- wiegen → bercer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wiegen | → ballotter | ↔ bob — move vertically at surface of water |
• wiegen | → bercer | ↔ cradle — to rock (a baby to sleep) |
• wiegen | → remuer; bercer | ↔ rock — move gently back and forth |
• wiegen | → waver | ↔ waver — to sway back and forth |
• wiegen | → bercer | ↔ wiegen — jemanden oder etwas vorsichtig hin und her schaukeln |
wiegen vorm van wieg:
-
de wieg (slaapplaats voor baby's; kribbe)
Vertaal Matrix voor wieg:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
berceau | kribbe; slaapplaats voor baby's; wieg | bakermat; geboorteplaats; kinderbed; kinderledikantje; schommelbedje |
Verwante woorden van "wieg":
Wiktionary: wieg
wieg
Cross Translation:
noun
wieg
-
een bedje voor een pasgeboren zuigeling, vaak met een hemel van fijn gaas en soms met de mogelijkheid het kind zachtjes heen en weer te bewegen
- wieg → berceau
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wieg | → berceau | ↔ cradle — oscillating bed for a baby |
• wieg | → berceau | ↔ crib — a baby’s bed with high sides |
• wieg | → berceau; bassinette; bazinette; ber; bers; berce | ↔ Wiege — entweder mit zwei abgerundeten Kufen beziehungsweise Schaukelbrettern versehendes beziehungsweise in ein spezielles Gestell eingehängtes oder frei von der Decke hängendes kastenförmiges Bettchen für Säuglinge, mithilfe dessen der Säugling (in Längs- oder Querrichtung) gewiegt beziehungsweise geschaukelt werden kann |
• wieg | → berceau | ↔ Wiege — übertr. zu [1]; Plural selten; geh.|: Ort, an dem etwas entsteht, sich entwickelt; Ort, von dem etwas ausgeht, entspringt |