Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wens (Nederlands) in het Frans
wens:
-
de wens (verlangen)
Vertaal Matrix voor wens:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
désir | verlangen; wens | bede; begeerte; begeren; drift; geilheid; geneigdheid; genoegen; genot; gezindheid; hang; hevig verlangen; hitsigheid; inclinatie; lust; neiging; opgewondenheid; smachten; verlangen; verzoek; vraag; wellust; wensen; zin; zucht |
passion | verlangen; wens | animo; belangstelling; bevlogenheid; bezetenheid; bezieling; devotie; drift; enthousiasme; fascinatie; felheid; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; genegenheid; genoegen; genot; gevoeligheid; gloed; hartelijkheid; hartstocht; hartstochtelijkheid; heftigheid; hevigheid; ijver; innigheid; intensiteit; interesse; inzet; jool; kracht; leut; liefkozing; lust; obsessie; overgave; passie; plezier; pret; seksuele begeerte; tederheid; toegewijdheid; toewijding; trouw; verliefdheid; vurigheid; vuur; wellust; zachtheid; zin; zorgzaamheid |
souhait | verlangen; wens | bede; begeerte; begeren; hevig verlangen; lust; smachten; verlangen; verzoek; vraag; wensen; zucht |
Verwante woorden van "wens":
Verwante definities voor "wens":
wens vorm van wensen:
-
wensen (willen)
vouloir; désirer; aimer-
vouloir werkwoord (veux, veut, voulons, voulez, veulent, voulais, voulait, voulions, vouliez, voulaient, voulus, voulut, voulûmes, voulûtes, voulurent, voudrai, voudras, voudra, voudrons, voudrez, voudront)
-
désirer werkwoord (désire, désires, désirons, désirez, désirent, désirais, désirait, désirions, désiriez, désiraient, désirai, désiras, désira, désirâmes, désirâtes, désirèrent, désirerai, désireras, désirera, désirerons, désirerez, désireront)
-
aimer werkwoord (aime, aimes, aimons, aimez, aiment, aimais, aimait, aimions, aimiez, aimaient, aimai, aimas, aima, aimâmes, aimâtes, aimèrent, aimerai, aimeras, aimera, aimerons, aimerez, aimeront)
-
Conjugations for wensen:
o.t.t.
- wens
- wenst
- wenst
- wensen
- wensen
- wensen
o.v.t.
- wenste
- wenste
- wenste
- wensten
- wensten
- wensten
v.t.t.
- heb gewenst
- hebt gewenst
- heeft gewenst
- hebben gewenst
- hebben gewenst
- hebben gewenst
v.v.t.
- had gewenst
- had gewenst
- had gewenst
- hadden gewenst
- hadden gewenst
- hadden gewenst
o.t.t.t.
- zal wensen
- zult wensen
- zal wensen
- zullen wensen
- zullen wensen
- zullen wensen
o.v.t.t.
- zou wensen
- zou wensen
- zou wensen
- zouden wensen
- zouden wensen
- zouden wensen
diversen
- wens !
- wenst !
- gewenst
- wensend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze