Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wegreizen (Nederlands) in het Frans
wegreizen:
-
wegreizen (afreizen; verlaten; wegtrekken; heengaan; verdwijnen)
prendre la mer; partir; quitter; quitter le port; embarquer; faire bagage; prendre le large; s'éloigner; s'en aller; s'absenter-
prendre la mer werkwoord
-
partir werkwoord (pars, part, partons, partez, partent, partais, partait, partions, partiez, partaient, partis, partit, partîmes, partîtes, partirent, partirai, partiras, partira, partirons, partirez, partiront)
-
quitter werkwoord (quitte, quittes, quittons, quittez, quittent, quittais, quittait, quittions, quittiez, quittaient, quittai, quittas, quitta, quittâmes, quittâtes, quittèrent, quitterai, quitteras, quittera, quitterons, quitterez, quitteront)
-
quitter le port werkwoord
-
embarquer werkwoord (embarque, embarques, embarquons, embarquez, embarquent, embarquais, embarquait, embarquions, embarquiez, embarquaient, embarquai, embarquas, embarqua, embarquâmes, embarquâtes, embarquèrent, embarquerai, embarqueras, embarquera, embarquerons, embarquerez, embarqueront)
-
faire bagage werkwoord
-
prendre le large werkwoord
-
s'éloigner werkwoord
-
s'en aller werkwoord
-
s'absenter werkwoord
-
-
wegreizen (vertrekken; weggaan; verwijderen; wegtrekken; smeren; afreizen; opstappen)
partir; quitter; s'envoler; s'en aller-
partir werkwoord (pars, part, partons, partez, partent, partais, partait, partions, partiez, partaient, partis, partit, partîmes, partîtes, partirent, partirai, partiras, partira, partirons, partirez, partiront)
-
quitter werkwoord (quitte, quittes, quittons, quittez, quittent, quittais, quittait, quittions, quittiez, quittaient, quittai, quittas, quitta, quittâmes, quittâtes, quittèrent, quitterai, quitteras, quittera, quitterons, quitterez, quitteront)
-
s'envoler werkwoord
-
s'en aller werkwoord
-
Conjugations for wegreizen:
o.t.t.
- reis weg
- reist weg
- reist weg
- reizen weg
- reizen weg
- reizen weg
o.v.t.
- reisde weg
- reisde weg
- reisde weg
- reisden weg
- reisden weg
- reisden weg
v.t.t.
- ben weggereisd
- bent weggereisd
- is weggereisd
- zijn weggereisd
- zijn weggereisd
- zijn weggereisd
v.v.t.
- was weggereisd
- was weggereisd
- was weggereisd
- waren weggereisd
- waren weggereisd
- waren weggereisd
o.t.t.t.
- zal wegreizen
- zult wegreizen
- zal wegreizen
- zullen wegreizen
- zullen wegreizen
- zullen wegreizen
o.v.t.t.
- zou wegreizen
- zou wegreizen
- zou wegreizen
- zouden wegreizen
- zouden wegreizen
- zouden wegreizen
diversen
- reis weg!
- reist weg!
- weggereisd
- wegreisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wegreizen:
Computer vertaling door derden: