Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wegjagen (Nederlands) in het Frans
wegjagen:
-
wegjagen (voortdrijven; voortjagen; aanzwiepen; opdrijven)
augmenter; encourager; dépêcher; stimuler; pousser en avant; pousser; inciter; propulser; aiguillonner; faire monter-
augmenter werkwoord (augmente, augmentes, augmentons, augmentez, augmentent, augmentais, augmentait, augmentions, augmentiez, augmentaient, augmentai, augmentas, augmenta, augmentâmes, augmentâtes, augmentèrent, augmenterai, augmenteras, augmentera, augmenterons, augmenterez, augmenteront)
-
encourager werkwoord (encourage, encourages, encourageons, encouragez, encouragent, encourageais, encourageait, encouragions, encouragiez, encourageaient, encourageai, encourageas, encouragea, encourageâmes, encourageâtes, encouragèrent, encouragerai, encourageras, encouragera, encouragerons, encouragerez, encourageront)
-
dépêcher werkwoord (dépêche, dépêches, dépêchons, dépêchez, dépêchent, dépêchais, dépêchait, dépêchions, dépêchiez, dépêchaient, dépêchai, dépêchas, dépêcha, dépêchâmes, dépêchâtes, dépêchèrent, dépêcherai, dépêcheras, dépêchera, dépêcherons, dépêcherez, dépêcheront)
-
stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, stimulent, stimulais, stimulait, stimulions, stimuliez, stimulaient, stimulai, stimulas, stimula, stimulâmes, stimulâtes, stimulèrent, stimulerai, stimuleras, stimulera, stimulerons, stimulerez, stimuleront)
-
pousser en avant werkwoord
-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
inciter werkwoord (incite, incites, incitons, incitez, incitent, incitais, incitait, incitions, incitiez, incitaient, incitai, incitas, incita, incitâmes, incitâtes, incitèrent, inciterai, inciteras, incitera, inciterons, inciterez, inciteront)
-
propulser werkwoord (propulse, propulses, propulsons, propulsez, propulsent, propulsais, propulsait, propulsions, propulsiez, propulsaient, propulsai, propulsas, propulsa, propulsâmes, propulsâtes, propulsèrent, propulserai, propulseras, propulsera, propulserons, propulserez, propulseront)
-
aiguillonner werkwoord (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, aiguillonnent, aiguillonnais, aiguillonnait, aiguillonnions, aiguillonniez, aiguillonnaient, aiguillonnai, aiguillonnas, aiguillonna, aiguillonnâmes, aiguillonnâtes, aiguillonnèrent, aiguillonnerai, aiguillonneras, aiguillonnera, aiguillonnerons, aiguillonnerez, aiguillonneront)
-
faire monter werkwoord
-
-
wegjagen (uitbannen; verbannen; verdrijven; bannen; uitzetten; uitstoten; uitwijzen; verjagen; bezweren)
bannir; chasser; exiler; mettre au ban; expulser; exorciser-
bannir werkwoord (bannis, bannit, bannissons, bannissez, bannissent, bannissais, bannissait, bannissions, bannissiez, bannissaient, bannîmes, bannîtes, bannirent, bannirai, banniras, bannira, bannirons, bannirez, banniront)
-
chasser werkwoord (chasse, chasses, chassons, chassez, chassent, chassais, chassait, chassions, chassiez, chassaient, chassai, chassas, chassa, chassâmes, chassâtes, chassèrent, chasserai, chasseras, chassera, chasserons, chasserez, chasseront)
-
exiler werkwoord (exile, exiles, exilons, exilez, exilent, exilais, exilait, exilions, exiliez, exilaient, exilai, exilas, exila, exilâmes, exilâtes, exilèrent, exilerai, exileras, exilera, exilerons, exilerez, exileront)
-
mettre au ban werkwoord
-
expulser werkwoord (expulse, expulses, expulsons, expulsez, expulsent, expulsais, expulsait, expulsions, expulsiez, expulsaient, expulsai, expulsas, expulsa, expulsâmes, expulsâtes, expulsèrent, expulserai, expulseras, expulsera, expulserons, expulserez, expulseront)
-
exorciser werkwoord (exorcise, exorcises, exorcisons, exorcisez, exorcisent, exorcisais, exorcisait, exorcisions, exorcisiez, exorcisaient, exorcisai, exorcisas, exorcisa, exorcisâmes, exorcisâtes, exorcisèrent, exorciserai, exorciseras, exorcisera, exorciserons, exorciserez, exorciseront)
-
-
wegjagen (wegdrijven; verdrijven; verjagen)
chasser de-
chasser de werkwoord
-
Conjugations for wegjagen:
o.t.t.
- jaag weg
- jaagt weg
- jaagt weg
- jagen weg
- jagen weg
- jagen weg
o.v.t.
- joeg weg
- joeg weg
- joeg weg
- joegen weg
- joegen weg
- joegen weg
v.t.t.
- heb weggejaagd
- hebt weggejaagd
- heeft weggejaagd
- hebben weggejaagd
- hebben weggejaagd
- hebben weggejaagd
v.v.t.
- had weggejaagd
- had weggejaagd
- had weggejaagd
- hadden weggejaagd
- hadden weggejaagd
- hadden weggejaagd
o.t.t.t.
- zal wegjagen
- zult wegjagen
- zal wegjagen
- zullen wegjagen
- zullen wegjagen
- zullen wegjagen
o.v.t.t.
- zou wegjagen
- zou wegjagen
- zou wegjagen
- zouden wegjagen
- zouden wegjagen
- zouden wegjagen
diversen
- jaag weg!
- jaagt weg!
- weggejaagd
- wegjagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
wegjagen (verjagen; afschrikken)
Vertaal Matrix voor wegjagen:
Wiktionary: wegjagen
wegjagen
verb
-
envoyer de nouveau.
- renvoyer → aanhouden; afdanken; afmonsteren; doorsturen; doorzenden; heruitzenden; ontslaan; ontzetten; refereren; reflecteren; retourneren; royeren; spiegelen; terugbezorgen; teruggooien; terugkaatsen; terugsturen; terugwerpen; terugwijzen; uitdrijven; uitstellen; verdagen; verdrijven; verjagen; verschuiven; verwijzen; weerkaatsen; weerspiegelen; wegdrijven; wegjagen
-
Pousser en arrière, rejeter ; faire reculer quelqu’un, écarter de soi quelque chose.
- repousser → afslaan; afwijzen; verwerpen; weigeren; wraken; nee zeggen tegen; afkeuren; terugwijzen; vertikken; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; heruitzenden; het oneens zijn; afstoten; verdringen; verduwen; wegdringen; wegduwen; wegstoten; uitdrijven; verdrijven; verjagen; wegdrijven; wegjagen