Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. weerleggen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor weerleggen (Nederlands) in het Frans

weerleggen:

weerleggen werkwoord (weerleg, weerlegt, weerlegde, weerlegden, weerlegd)

  1. weerleggen (ontkrachten; ontzenuwen)
    affaiblir; infirmer; neutraliser
    • affaiblir werkwoord (affaiblis, affaiblit, affaiblissons, affaiblissez, )
    • infirmer werkwoord (infirme, infirmes, infirmons, infirmez, )
    • neutraliser werkwoord (neutralise, neutralises, neutralisons, neutralisez, )

Conjugations for weerleggen:

o.t.t.
  1. weerleg
  2. weerlegt
  3. weerlegt
  4. weerleggen
  5. weerleggen
  6. weerleggen
o.v.t.
  1. weerlegde
  2. weerlegde
  3. weerlegde
  4. weerlegden
  5. weerlegden
  6. weerlegden
v.t.t.
  1. heb weerlegd
  2. hebt weerlegd
  3. heeft weerlegd
  4. hebben weerlegd
  5. hebben weerlegd
  6. hebben weerlegd
v.v.t.
  1. had weerlegd
  2. had weerlegd
  3. had weerlegd
  4. hadden weerlegd
  5. hadden weerlegd
  6. hadden weerlegd
o.t.t.t.
  1. zal weerleggen
  2. zult weerleggen
  3. zal weerleggen
  4. zullen weerleggen
  5. zullen weerleggen
  6. zullen weerleggen
o.v.t.t.
  1. zou weerleggen
  2. zou weerleggen
  3. zou weerleggen
  4. zouden weerleggen
  5. zouden weerleggen
  6. zouden weerleggen
diversen
  1. weerleg!
  2. weerlegt!
  3. weerlegd
  4. weerleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor weerleggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
affaiblir ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen aan kracht inboeten; aftakelen; uitputten; verslappen; verzwakken; wegglijden; zwak worden; zwakker worden
infirmer ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen
neutraliser ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen neutraliseren; onschadelijk maken

Wiktionary: weerleggen

weerleggen
verb
  1. een eerdere bewering ontkrachten
weerleggen
Cross Translation:
FromToVia
weerleggen contredire contradict — deny the truth of (a statement or statements)
weerleggen contredire gainsay — to deny; to contradict
weerleggen réfuter refute — to prove (something) to be false or incorrect