Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wedde (Nederlands) in het Frans
wedde:
-
de wedde (soldij)
-
de wedde (salaris; honorarium; loon; bezoldiging; verdienste; gage; arbeidsloon; traktement; soldij)
le salaire; la rémunération; l'honoraire; la paie; le revenu; la paye; le traitement; la solde; la prime; la récompense; la rétribution; le gages; le cachet; l'appointements
Vertaal Matrix voor wedde:
Verwante woorden van "wedde":
Wiktionary: wedde
wedde
noun
-
rémunération pour un travail.
- salaire → salaris; bezoldiging; gage; loon; traktement; verdienste; wedde
wedden:
-
wedden (verwedden; inzetten)
parier; miser; perdre-
parier werkwoord (parie, paries, parions, pariez, parient, pariais, pariait, pariions, pariiez, pariaient, pariai, parias, paria, pariâmes, pariâtes, parièrent, parierai, parieras, pariera, parierons, parierez, parieront)
-
miser werkwoord (mise, mises, misons, misez, misent, misais, misait, misions, misiez, misaient, misai, misas, misa, misâmes, misâtes, misèrent, miserai, miseras, misera, miserons, miserez, miseront)
-
perdre werkwoord (perds, perd, perdons, perdez, perdent, perdais, perdait, perdions, perdiez, perdaient, perdis, perdit, perdîmes, perdîtes, perdirent, perdrai, perdras, perdra, perdrons, perdrez, perdront)
-
Conjugations for wedden:
o.t.t.
- wed
- wedt
- wedt
- wedden
- wedden
- wedden
o.v.t.
- wedde
- wedde
- wedde
- wedden
- wedden
- wedden
v.t.t.
- heb gewed
- hebt gewed
- heeft gewed
- hebben gewed
- hebben gewed
- hebben gewed
v.v.t.
- had gewed
- had gewed
- had gewed
- hadden gewed
- hadden gewed
- hadden gewed
o.t.t.t.
- zal wedden
- zult wedden
- zal wedden
- zullen wedden
- zullen wedden
- zullen wedden
o.v.t.t.
- zou wedden
- zou wedden
- zou wedden
- zouden wedden
- zouden wedden
- zouden wedden
diversen
- wed!
- wedt!
- gewed
- weddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wedden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
miser | inzetten; verwedden; wedden | mobiliseren |
parier | inzetten; verwedden; wedden | een gok wagen; gokken |
perdre | inzetten; verwedden; wedden | afraken van; erbij inschieten; floepen; glippen; kwijt raken; kwijtraken; missen; onderspit delven; verbeuren; vergokken; vergooien; verliezen; verloren gaan; vermissen; verspelen; wegglippen; wegmaken; wegraken; zoek maken; zoek raken; zoekmaken; zoekraken |
Verwante woorden van "wedden":
Wiktionary: wedden
wedden
Cross Translation:
verb
wedden
-
geld wagen op een toekomstige gebeurtenis
- wedden → parier
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wedden | → parier | ↔ bet — To stake or pledge upon the outcome of an event |
• wedden | → parier | ↔ wager — put up as collateral |
• wedden | → parier | ↔ wetten — Geld auf den Ausgang eines zukünftigen Ereignisses setzen; eine Wette abschließen |