Nederlands
Uitgebreide vertaling voor waarmaken (Nederlands) in het Frans
waarmaken:
-
waarmaken
accomplir; prouver-
accomplir werkwoord (accomplis, accomplit, accomplissons, accomplissez, accomplissent, accomplissais, accomplissait, accomplissions, accomplissiez, accomplissaient, accomplîmes, accomplîtes, accomplirent, accomplirai, accompliras, accomplira, accomplirons, accomplirez, accompliront)
-
prouver werkwoord (prouve, prouves, prouvons, prouvez, prouvent, prouvais, prouvait, prouvions, prouviez, prouvaient, prouvai, prouvas, prouva, prouvâmes, prouvâtes, prouvèrent, prouverai, prouveras, prouvera, prouverons, prouverez, prouveront)
-
Conjugations for waarmaken:
o.t.t.
- maak waar
- maakt waar
- maakt waar
- maken waar
- maken waar
- maken waar
o.v.t.
- maakte waar
- maakte waar
- maakte waar
- maakten waar
- maakten waar
- maakten waar
v.t.t.
- heb waargemaakt
- hebt waargemaakt
- heeft waargemaakt
- hebben waargemaakt
- hebben waargemaakt
- hebben waargemaakt
v.v.t.
- had waargemaakt
- had waargemaakt
- had waargemaakt
- hadden waargemaakt
- hadden waargemaakt
- hadden waargemaakt
o.t.t.t.
- zal waarmaken
- zult waarmaken
- zal waarmaken
- zullen waarmaken
- zullen waarmaken
- zullen waarmaken
o.v.t.t.
- zou waarmaken
- zou waarmaken
- zou waarmaken
- zouden waarmaken
- zouden waarmaken
- zouden waarmaken
diversen
- maak waar!
- maakt waar!
- waargemaakt
- waarmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor waarmaken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accomplir | waarmaken | afkrijgen; afleggen; afmaken; afronden; afwerken; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; fixen; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; lappen; meters maken; realiseren; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; voor elkaar krijgen; zich voltrekken |
prouver | waarmaken | aantonen; bewijzen; staven |
Wiktionary: waarmaken
waarmaken
verb
-
prouver d’une manière évidente et convaincante.
-
établir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage.