Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
complet
|
|
kostuum; maatpak; pak
|
franc
|
|
franc; frank
|
juste
|
|
eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
|
parfait
|
|
consumptie-ijs; consumptieijsjes; ijs; ijsje; ijsjes; roomijs
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
complet
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
algeheel; compleet; foutloos; gaaf; gehele; heel; helemaal; intact; integraal; kompleet; perfect; plenair; totaal; uitverkocht; volgeboekt; volkomen; volledig; volleerd; volmaakt; volslagen; voltallig
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
entier
|
|
geheel getal
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
assuré
|
beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
assertief; ingedekt; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; stoutmoedig; verzekerd; vrijmoedig; vrijpostig; zelfbewust; zelfverzekerd; zonder angst
|
assurément
|
beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
absoluut; beslist; geheid; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; onweerlegbaar; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
|
certain
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
absoluut; beslist; definitief; heel zeker; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk; onvoorwaardelijk; permanent; pertinent; ronduit; stellig; ten enenmale; vast en zeker; vastgesteld; vaststaand; volstrekt; zeker
|
certainement
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
'tuurlijk; absoluut; allicht; bepaald wel; beslist; bijgevolg; dus; geheid; jazeker; logisch; natuurlijk; ongetwijfeld; onontkomelijk; onvoorwaardelijk; onweerlegbaar; pertinent; ronduit; stellig; ten enenmale; uiteraard; vanzelfsprekend; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; waarlijk; zeker; zonder twijfel
|
certes
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
'tuurlijk; allicht; beslist; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; geheid; jazeker; logisch; metterdaad; natuurlijk; ongetwijfeld; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; vast en zeker; waarlijk; zeker; zonder twijfel
|
effectivement
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
'tuurlijk; absoluut; allicht; beslist; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; echt; heus; inderdaad; jawel; jazeker; logisch; metterdaad; natuurlijk; onontkomelijk; ronduit; stellig; uiteraard; vanzelfsprekend; voorwaar; waarlijk; werkelijk; zeker; zonder twijfel
|
en effet
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; inderdaad; jawel; jazeker; logisch; metterdaad; namelijk; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; voorwaar; zeker; zonder twijfel
|
en réalité
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
daadwerkelijk; feitelijk; in de praktijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
en vérité
|
beslist; echt; effectief; geheid; gewis; heus; metterdaad; reëel; stellig; vast en zeker; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; wel degelijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; voorwaar; werkelijk
|
entier
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
algeheel; allemaal; alles; breukvrij; compleet; gaaf; gehele; heel; heelhuids; hele; helemaal; intact; kompleet; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongedeerd; ongekwetst; ongeopend; ongeschonden; onverzwakt; totaal; volkomen; volledig; volslagen
|
franc
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
benaderbaar; brutaal; cru; decent; echt; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; frank; genaakbaar; manierlijk; menens; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbevangen; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtdoorzee; rechtschapen; rechttoe; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; toegankelijk; trouwhartig; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit; welvoeglijk
|
franchement
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
brutaal; cru; decent; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; gewoonweg; gulweg; klinkklaar; manierlijk; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; puur; rechtschapen; rechttoe rechtaan; regelrecht; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; trouwhartig; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit; welvoeglijk
|
juste
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
aannemelijk; braaf; chagrijnig; correct; daarnet; degelijk; eerlijk; eng; fair; geconcentreerd; gefundeerd; gegrond; geldig; goed; grondig; ingespannen; integer; juist; kloppend; knorrig; korzelig; krap; krek; logisch; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; net; nog maar; nors; nurks; onbesproken; onkreukbaar; op goede gronden steunend; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; solide; steekhoudend; strak; ternauwernood; uitgerekend; valabel; valide; van sterk gehalte; verdiept; waar; zojuist; zonet; zorgvuldig
|
mais si!
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
beslist; geheid; ongetwijfeld; vast en zeker; zeker
|
par ma foi
|
waarachtig
|
|
parfait
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
akkoord; briljant; excellent; fantastisch; foutloos; gaaf; gelikt; geweldig; grandioos; groots; ideaal; in orde; magnifiek; mee eens; onaangetast; patent; perfect; perfekt; picobello; piekfijn; puik; puntgaaf; schitterend; subliem; superbe; tiptop; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; volleerd; volmaakt; voortreffelijk
|
positif
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
aangenaam; bevorderlijk; dienstig; fijn; gunstig; lekker; positief; prettig; tot nut
|
réelle
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
réellement
|
beslist; echt; effectief; geheid; gewis; heus; metterdaad; reëel; stellig; vast en zeker; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; wel degelijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
absoluut; beslist; daadwerkelijk; eerlijk; feitelijk; fideel; in feite; in werkelijkheid; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; ronduit; stellig; trouwhartig; werkelijk; zeker
|
sans doute
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
'tuurlijk; absoluut; allicht; beslist; bijgevolg; dus; geheid; logisch; natuurlijk; ongetwijfeld; onontkomelijk; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; uiteraard; vanzelfsprekend; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker; zonder twijfel
|
sincère
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
bedoeld; decent; diep; echt; eerbaar; eerlijk; ernstig; fair; fatsoenlijk; fideel; gemeend; goedbedoeld; hartgrondig; innig; intens; manierlijk; menens; netjes; ongeveinsd; open; openhartig; oprecht; rechtdoorzee; rechtschapen; rondborstig; ronduit; serieus; trouwhartig; van harte; vol ernst; volmondig; waarheidlievend; waarheidslievend; welgemeend; welvoeglijk; werkelijk menend
|
sûr
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
absoluut; bekend; beslist; doortastend; ferm; geheid; kordaat; krachtdadig; krachtig; mondig; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; veilig; vertrouwd; volstrekt; voor zichzelf opkomend; zeker
|
vrai
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
echt; echte; eerlijk; fideel; gewoonweg; heus; klinkklaar; menens; onvervalst; openhartig; oprecht; rechttoe; rondborstig; ronduit; trouwhartig; voorwaar; werkelijk; werkelijke
|
vraiment
|
beslist; echt; effectief; feitelijk; geheid; gewis; heus; metterdaad; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; wel degelijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
beslist; echt; eerlijk; eigenlijk; fideel; geheid; heus; inderdaad; jawel; jazeker; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig; vast en zeker; voorwaar; werkelijk; zeker
|
véridique
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
echt; eerlijk; fideel; heus; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig; voorwaar; waarheidsgetrouw; werkelijk
|
véridiquement
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
beslist; echt; eerlijk; fideel; geheid; heus; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig; vast en zeker; voorwaar; weliswaar; werkelijk; zeker
|
véritable
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
absoluut; beslist; echt; eerlijk; fideel; gewoonweg; heus; klinkklaar; openhartig; oprecht; rechttoe; rondborstig; ronduit; stellig; trouwhartig; voorwaar; weliswaar; werkelijk; zeker
|
véritablement
|
beslist; echt; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
absoluut; beslist; echt; eerlijk; eigenlijk; fideel; geheid; heus; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; rondborstig; ronduit; stellig; trouwhartig; vast en zeker; voorwaar; weliswaar; werkelijk; zeker
|