Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voorwendend (Nederlands) in het Frans
voorwendend:
-
voorwendend (veinzend; huichelend)
prétextant; simulant; feint-
prétextant bijvoeglijk naamwoord
-
simulant bijvoeglijk naamwoord
-
feint bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor voorwendend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
feint | huichelend; veinzend; voorwendend | aangenomen; bedriegelijk; denkbeeldig; fictief; geaffecteerd; gedwongen; gefingeerd; geforceerd; gehuicheld; gekunsteld; gemaakt; gemaakte gevoelens; geveinsd; gewrongen; gezocht; huichelachtig; kunstmatig; nagemaakt; onecht; onnatuurlijk; onoprecht; onwaar; vals; verdicht |
prétextant | huichelend; veinzend; voorwendend | gehuicheld; geveinsd |
simulant | huichelend; veinzend; voorwendend | gehuicheld; geveinsd; huichelachtig; onoprecht |
voorwenden:
-
voorwenden (fingeren; simuleren; veinzen)
feindre; prétendre; simuler; prétexter; faire semblant; faire l'hypocrite-
feindre werkwoord (feins, feint, feignons, feignez, feignent, feignais, feignait, feignions, feigniez, feignaient, feignis, feignit, feignîmes, feignîtes, feignirent, feindrai, feindras, feindra, feindrons, feindrez, feindront)
-
prétendre werkwoord (prétends, prétend, prétendons, prétendez, prétendent, prétendais, prétendait, prétendions, prétendiez, prétendaient, prétendis, prétendit, prétendîmes, prétendîtes, prétendirent, prétendrai, prétendras, prétendra, prétendrons, prétendrez, prétendront)
-
simuler werkwoord (simule, simules, simulons, simulez, simulent, simulais, simulait, simulions, simuliez, simulaient, simulai, simulas, simula, simulâmes, simulâtes, simulèrent, simulerai, simuleras, simulera, simulerons, simulerez, simuleront)
-
prétexter werkwoord (prétexte, prétextes, prétextons, prétextez, prétextent, prétextais, prétextait, prétextions, prétextiez, prétextaient, prétextai, prétextas, prétexta, prétextâmes, prétextâtes, prétextèrent, prétexterai, prétexteras, prétextera, prétexterons, prétexterez, prétexteront)
-
faire semblant werkwoord
-
faire l'hypocrite werkwoord
-
-
voorwenden (verzinnen; bedenken; uitdenken; verdichten; fantaseren)
imaginer; tramer; fabuler-
imaginer werkwoord (imagine, imagines, imaginons, imaginez, imaginent, imaginais, imaginait, imaginions, imaginiez, imaginaient, imaginai, imaginas, imagina, imaginâmes, imaginâtes, imaginèrent, imaginerai, imagineras, imaginera, imaginerons, imaginerez, imagineront)
-
tramer werkwoord (trame, trames, tramons, tramez, trament, tramais, tramait, tramions, tramiez, tramaient, tramai, tramas, trama, tramâmes, tramâtes, tramèrent, tramerai, trameras, tramera, tramerons, tramerez, trameront)
-
fabuler werkwoord (fabule, fabules, fabulons, fabulez, fabulent, fabulais, fabulait, fabulions, fabuliez, fabulaient, fabulai, fabulas, fabula, fabulâmes, fabulâtes, fabulèrent, fabulerai, fabuleras, fabulera, fabulerons, fabulerez, fabuleront)
-
Conjugations for voorwenden:
o.t.t.
- wend voor
- wendt voor
- wendt voor
- wenden voor
- wenden voor
- wenden voor
o.v.t.
- wendde voor
- wendde voor
- wendde voor
- wendden voor
- wendden voor
- wendden voor
v.t.t.
- heb voorgewend
- hebt voorgewend
- heeft voorgewend
- hebben voorgewend
- hebben voorgewend
- hebben voorgewend
v.v.t.
- had voorgewend
- had voorgewend
- had voorgewend
- hadden voorgewend
- hadden voorgewend
- hadden voorgewend
o.t.t.t.
- zal voorwenden
- zult voorwenden
- zal voorwenden
- zullen voorwenden
- zullen voorwenden
- zullen voorwenden
o.v.t.t.
- zou voorwenden
- zou voorwenden
- zou voorwenden
- zouden voorwenden
- zouden voorwenden
- zouden voorwenden
diversen
- wend voor!
- wendt voor!
- voorgewend
- voorwendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor voorwenden:
Wiktionary: voorwenden
voorwenden
Cross Translation:
verb
-
Raconter des choses inventées, des fabulations.
-
Prendre pour prétexte.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorwenden | → feindre | ↔ feign — to make a false copy |
• voorwenden | → prétendre | ↔ pretend — to allege falsely |