Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voortellen (Nederlands) in het Frans
voortellen:
-
voortellen
présager; prédire; augurer; prophétiser-
présager werkwoord (présage, présages, présageons, présagez, présagent, présageais, présageait, présagions, présagiez, présageaient, présageai, présageas, présagea, présageâmes, présageâtes, présagèrent, présagerai, présageras, présagera, présagerons, présagerez, présageront)
-
prédire werkwoord (prédis, prédit, prédisons, prédites, prédisent, prédisais, prédisait, prédisions, prédisiez, prédisaient, prédîmes, prédîtes, prédirent, prédirai, prédiras, prédira, prédirons, prédirez, prédiront)
-
augurer werkwoord (augure, augures, augurons, augurez, augurent, augurais, augurait, augurions, auguriez, auguraient, augurai, auguras, augura, augurâmes, augurâtes, augurèrent, augurerai, augureras, augurera, augurerons, augurerez, augureront)
-
prophétiser werkwoord (prophétise, prophétises, prophétisons, prophétisez, prophétisent, prophétisais, prophétisait, prophétisions, prophétisiez, prophétisaient, prophétisai, prophétisas, prophétisa, prophétisâmes, prophétisâtes, prophétisèrent, prophétiserai, prophétiseras, prophétisera, prophétiserons, prophétiserez, prophétiseront)
-
Conjugations for voortellen:
o.t.t.
- tel voor
- telt voor
- telt voor
- tellen voor
- tellen voor
- tellen voor
o.v.t.
- telde voor
- telde voor
- telde voor
- telden voor
- telden voor
- telden voor
v.t.t.
- heb voorgeteld
- hebt voorgeteld
- heeft voorgeteld
- hebben voorgeteld
- hebben voorgeteld
- hebben voorgeteld
v.v.t.
- had voorgeteld
- had voorgeteld
- had voorgeteld
- hadden voorgeteld
- hadden voorgeteld
- hadden voorgeteld
o.t.t.t.
- zal voortellen
- zult voortellen
- zal voortellen
- zullen voortellen
- zullen voortellen
- zullen voortellen
o.v.t.t.
- zou voortellen
- zou voortellen
- zou voortellen
- zouden voortellen
- zouden voortellen
- zouden voortellen
diversen
- tel voor!
- telt voor!
- voorgeteld
- voortellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor voortellen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
augurer | voortellen | tevoren zien; voorzien |
prophétiser | voortellen | voorspellen; waarzeggen; wichelen |
prédire | voortellen | influisteren; ingeven; souffleren; voorspellen; wichelen |
présager | voortellen | voorspellen; wichelen |