Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- voortdrijven:
-
Wiktionary:
- voortdrijven → pourchasser, poursuivre, pousser, promouvoir
- voortdrijven → chasser, battre, éjecter, propulser, pousser
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voortdrijven (Nederlands) in het Frans
voortdrijven:
-
voortdrijven (wegjagen; voortjagen; aanzwiepen; opdrijven)
augmenter; encourager; dépêcher; stimuler; pousser en avant; pousser; inciter; propulser; aiguillonner; faire monter-
augmenter werkwoord (augmente, augmentes, augmentons, augmentez, augmentent, augmentais, augmentait, augmentions, augmentiez, augmentaient, augmentai, augmentas, augmenta, augmentâmes, augmentâtes, augmentèrent, augmenterai, augmenteras, augmentera, augmenterons, augmenterez, augmenteront)
-
encourager werkwoord (encourage, encourages, encourageons, encouragez, encouragent, encourageais, encourageait, encouragions, encouragiez, encourageaient, encourageai, encourageas, encouragea, encourageâmes, encourageâtes, encouragèrent, encouragerai, encourageras, encouragera, encouragerons, encouragerez, encourageront)
-
dépêcher werkwoord (dépêche, dépêches, dépêchons, dépêchez, dépêchent, dépêchais, dépêchait, dépêchions, dépêchiez, dépêchaient, dépêchai, dépêchas, dépêcha, dépêchâmes, dépêchâtes, dépêchèrent, dépêcherai, dépêcheras, dépêchera, dépêcherons, dépêcherez, dépêcheront)
-
stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, stimulent, stimulais, stimulait, stimulions, stimuliez, stimulaient, stimulai, stimulas, stimula, stimulâmes, stimulâtes, stimulèrent, stimulerai, stimuleras, stimulera, stimulerons, stimulerez, stimuleront)
-
pousser en avant werkwoord
-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
inciter werkwoord (incite, incites, incitons, incitez, incitent, incitais, incitait, incitions, incitiez, incitaient, incitai, incitas, incita, incitâmes, incitâtes, incitèrent, inciterai, inciteras, incitera, inciterons, inciterez, inciteront)
-
propulser werkwoord (propulse, propulses, propulsons, propulsez, propulsent, propulsais, propulsait, propulsions, propulsiez, propulsaient, propulsai, propulsas, propulsa, propulsâmes, propulsâtes, propulsèrent, propulserai, propulseras, propulsera, propulserons, propulserez, propulseront)
-
aiguillonner werkwoord (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, aiguillonnent, aiguillonnais, aiguillonnait, aiguillonnions, aiguillonniez, aiguillonnaient, aiguillonnai, aiguillonnas, aiguillonna, aiguillonnâmes, aiguillonnâtes, aiguillonnèrent, aiguillonnerai, aiguillonneras, aiguillonnera, aiguillonnerons, aiguillonnerez, aiguillonneront)
-
faire monter werkwoord
-
Conjugations for voortdrijven:
o.t.t.
- drijf voort
- drijft voort
- drijft voort
- drijven voort
- drijven voort
- drijven voort
o.v.t.
- dreef voort
- dreef voort
- dreef voort
- dreven voort
- dreven voort
- dreven voort
v.t.t.
- heb voortgedreven
- hebt voortgedreven
- heeft voortgedreven
- hebben voortgedreven
- hebben voortgedreven
- hebben voortgedreven
v.v.t.
- had voortgedreven
- had voortgedreven
- had voortgedreven
- hadden voortgedreven
- hadden voortgedreven
- hadden voortgedreven
o.t.t.t.
- zal voortdrijven
- zult voortdrijven
- zal voortdrijven
- zullen voortdrijven
- zullen voortdrijven
- zullen voortdrijven
o.v.t.t.
- zou voortdrijven
- zou voortdrijven
- zou voortdrijven
- zouden voortdrijven
- zouden voortdrijven
- zouden voortdrijven
diversen
- drijf voort!
- drijft voort!
- voortgedreven
- voortdrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor voortdrijven:
Wiktionary: voortdrijven
voortdrijven
Cross Translation:
verb
-
poursuivre ou rechercher avec obstination, avec ardeur.
-
suivre quelqu’un avec application, avec ardeur, courir après quelqu’un dans le dessein de l’atteindre, de le prendre.
-
Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.
- pousser → douwen; dringen; duwen; stoten; aanduwen; drijven; aandrijven; opjagen; voortdrijven
-
Mouvoir en avant, tendre.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voortdrijven | → chasser; battre | ↔ drive — cause animals to flee out of |
• voortdrijven | → éjecter; propulser; pousser | ↔ impel — To drive forward; to propel an object |