Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
-
voorkomend:
- prévenant; attentionné; poli; galant; attentif; courtois; civil; chevaleresque; propre; poliment; complaisant; soigné; comme il faut; courtoisement; bien élevé; cultivé; serviable; civilisé; instruit; sympathique; gentil; accueillant; aimable; sympa; convenable; gentiment; bon; agréable; sympathiquement; obligeant; aimablement; affable; amicalement; amical; honnête; brave; affablement; empressé; attentivement; agréablement; charmant; plein d'égards
-
voorkomen:
- advenir; se passer; se présenter; prévenir; parer à un inconvénient; parer à; remédier à
- apparence; allure; forme; figure; mine; aspect; air; physique; extérieur; dehors; air de quelqu'un; mascarade; masque; façade; déguisement; couverture; pignon; devanture; travestissement; manteau; camouflage; changement d'habits
- empêcher; entraver; interdire; faire obstacle à
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voorkomend (Nederlands) in het Frans
voorkomend:
-
voorkomend (gedienstig; dienstwillig)
-
voorkomend (hoffelijk; attent; galant; ridderlijk)
poli; attentionné; galant; attentif; courtois; civil; chevaleresque-
poli bijvoeglijk naamwoord
-
attentionné bijvoeglijk naamwoord
-
galant bijvoeglijk naamwoord
-
attentif bijvoeglijk naamwoord
-
courtois bijvoeglijk naamwoord
-
civil bijvoeglijk naamwoord
-
chevaleresque bijvoeglijk naamwoord
-
-
voorkomend (welopgevoed; beleefd; beschaafd; wellevend; gemanierd)
poli; courtois; propre; poliment; galant; complaisant; soigné; comme il faut; courtoisement; bien élevé; civil; cultivé; serviable; civilisé; instruit; prévenant-
poli bijvoeglijk naamwoord
-
courtois bijvoeglijk naamwoord
-
propre bijvoeglijk naamwoord
-
poliment bijvoeglijk naamwoord
-
galant bijvoeglijk naamwoord
-
complaisant bijvoeglijk naamwoord
-
soigné bijvoeglijk naamwoord
-
comme il faut bijvoeglijk naamwoord
-
courtoisement bijvoeglijk naamwoord
-
bien élevé bijvoeglijk naamwoord
-
civil bijvoeglijk naamwoord
-
cultivé bijvoeglijk naamwoord
-
serviable bijvoeglijk naamwoord
-
civilisé bijvoeglijk naamwoord
-
instruit bijvoeglijk naamwoord
-
prévenant bijvoeglijk naamwoord
-
-
voorkomend (goedaardig; vriendelijk; aardig; goedhartig; behulpzaam; zachtaardig; attent; hulpvaardig; aangenaam; plezierig)
sympathique; gentil; serviable; attentif; accueillant; aimable; sympa; convenable; gentiment; bon; agréable; sympathiquement; obligeant; aimablement; affable; amicalement; amical; honnête; brave; affablement; empressé; attentivement; prévenant; agréablement; charmant; attentionné; plein d'égards-
sympathique bijvoeglijk naamwoord
-
gentil bijvoeglijk naamwoord
-
serviable bijvoeglijk naamwoord
-
attentif bijvoeglijk naamwoord
-
accueillant bijvoeglijk naamwoord
-
aimable bijvoeglijk naamwoord
-
sympa bijvoeglijk naamwoord
-
convenable bijvoeglijk naamwoord
-
gentiment bijvoeglijk naamwoord
-
bon bijvoeglijk naamwoord
-
agréable bijvoeglijk naamwoord
-
sympathiquement bijvoeglijk naamwoord
-
obligeant bijvoeglijk naamwoord
-
aimablement bijvoeglijk naamwoord
-
affable bijvoeglijk naamwoord
-
amicalement bijvoeglijk naamwoord
-
amical bijvoeglijk naamwoord
-
honnête bijvoeglijk naamwoord
-
brave bijvoeglijk naamwoord
-
affablement bijvoeglijk naamwoord
-
empressé bijvoeglijk naamwoord
-
attentivement bijvoeglijk naamwoord
-
prévenant bijvoeglijk naamwoord
-
agréablement bijvoeglijk naamwoord
-
charmant bijvoeglijk naamwoord
-
attentionné bijvoeglijk naamwoord
-
plein d'égards bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor voorkomend:
Verwante woorden van "voorkomend":
Wiktionary: voorkomend
voorkomend
Cross Translation:
adjective
-
Personne aimable et bienveillante à qui on peut parler (qui écouter et comprendre).
-
Qui mériter d’aimer.
-
agréable, attrayant.
- amène → aardig; lief; voorkomend; vriendelijk
-
agréable, charmant, mignon, aimable. Qui a une certaine grâce, un certain agrément délicat.
- gentil → bekoorlijk; charmant; innemend; schattig; snoeperig; snoezig; liefelijk; zacht; zoet; aardig; lief; voorkomend; vriendelijk
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorkomend | → attentif | ↔ considerate — thoughtful |
• voorkomend | → attentionné | ↔ thoughtful — demonstrating kindness or consideration |
voorkomend vorm van voorkomen:
-
voorkomen (zich voordoen; gebeuren; plaats hebben)
-
voorkomen (een bezwaar ondervangen; ondervangen)
prévenir; parer à un inconvénient; parer à; remédier à-
prévenir werkwoord (préviens, prévient, prévenons, prévenez, préviennent, prévenais, prévenait, prévenions, préveniez, prévenaient, prévins, prévint, prévînmes, prévîntes, prévinrent, préviendrai, préviendras, préviendra, préviendrons, préviendrez, préviendront)
-
parer à un inconvénient werkwoord
-
parer à werkwoord
-
remédier à werkwoord
-
Conjugations for voorkomen:
o.t.t.
- voorkom
- voorkomt
- voorkomt
- voorkomen
- voorkomen
- voorkomen
o.v.t.
- voorkwam
- voorkwam
- voorkwam
- voorkwamen
- voorkwamen
- voorkwamen
v.t.t.
- heb voorkomen
- hebt voorkomen
- heeft voorkomen
- hebben voorkomen
- hebben voorkomen
- hebben voorkomen
v.v.t.
- had voorkomen
- had voorkomen
- had voorkomen
- hadden voorkomen
- hadden voorkomen
- hadden voorkomen
o.t.t.t.
- zal voorkomen
- zult voorkomen
- zal voorkomen
- zullen voorkomen
- zullen voorkomen
- zullen voorkomen
o.v.t.t.
- zou voorkomen
- zou voorkomen
- zou voorkomen
- zouden voorkomen
- zouden voorkomen
- zouden voorkomen
diversen
- voorkom!
- voorkomt!
- voorkomen
- voorkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het voorkomen (uiterlijk; verschijning; gedaante; type; buitenkant; vorm; vertoon; aanzien; aangezicht; gelaat)
-
het voorkomen (iemand zijn uiterlijk; verschijning; uiterlijk; gedaante; vorm; vertoon; buitenkant; aangezicht)
-
het voorkomen (dekmantel; façade; schijn; masker)
l'apparence; la mascarade; le masque; la façade; le déguisement; la couverture; le pignon; la devanture; le travestissement; le manteau; le camouflage; le changement d'habits
-
voorkomen (beletten; verhinderen; belemmeren; voorkómen)
empêcher; entraver; interdire; faire obstacle à-
empêcher werkwoord (empêchs, empêcht, empêchons, empêchez, empêchent, empêchais, empêchait, empêchions, empêchiez, empêchaient, empêchis, empêchit, empêchîmes, empêchîtes, empêchirent, empêchrai, empêchras, empêchra, empêchrons, empêchrez, empêchront)
-
entraver werkwoord (entrave, entraves, entravons, entravez, entravent, entravais, entravait, entravions, entraviez, entravaient, entravai, entravas, entrava, entravâmes, entravâtes, entravèrent, entraverai, entraveras, entravera, entraverons, entraverez, entraveront)
-
interdire werkwoord (interdis, interdit, interdisons, interdites, interdisent, interdisais, interdisait, interdisions, interdisiez, interdisaient, interdîmes, interdîtes, interdirent, interdirai, interdiras, interdira, interdirons, interdirez, interdiront)
-
faire obstacle à werkwoord
-
Vertaal Matrix voor voorkomen:
Verwante woorden van "voorkomen":
Verwante definities voor "voorkomen":
Wiktionary: voorkomen
voorkomen
Cross Translation:
noun
-
mélange gazeux constituer l’atmosphère.
-
façon d’aller, de marcher.
-
parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.
-
endormir à demi.
-
entraver quelqu’un dans la réalisation de quelque chose.
-
exposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester.
-
(vieilli) devancer, venir avant.
-
avoir l’air, l’apparence
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorkomen | → existence | ↔ existence — the state of being, existing, or occurring |
• voorkomen | → arriver; se; avoir lieu | ↔ occur — present itself |
• voorkomen | → éviter; prévenir | ↔ ward off — to avert or prevent |