Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. voogdij:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voogdij (Nederlands) in het Frans

voogdij:

voogdij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de voogdij (voogdijschap)
    la tutelle
    • tutelle [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de voogdij (zeggenschap)
    le pouvoir; l'autorité; le son mot à dire

Vertaal Matrix voor voogdij:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autorité voogdij; zeggenschap autoriteit; autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; bewind; deskundige; expert; gezag; gezaghebber; gezaghebbers; gezagsdrager; gezagsorgaan; gouvernement; heerschappij; instantie; kabinet; macht; openbaar gezag; overheid; regering; regeringsstelsel; regime; rijksbestuur; specialist; staatsbestel; vakkundige
pouvoir voogdij; zeggenschap autoriteit; autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezag; gezaghebbers; heerschappij; kracht; licentie; macht; mandaat; procuratie; vergunning; vermogen; volmacht
son mot à dire voogdij; zeggenschap
tutelle voogdij; voogdijschap; zeggenschap voogdijschap
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pouvoir iets mogen; in staat zijn; kunnen; mogen; vermogen

Verwante woorden van "voogdij":

  • voogdijen

Wiktionary: voogdij

voogdij
noun
  1. autorité donnée conformément à la loi, pour avoir soin de la personne et des biens d’un mineur ou d’un interdit.