Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
agitation
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
agitatie; beroering; beroeringen; beweeglijkheid; gedraaf; gehaast; gehol; gejaag; gejacht; gejakker; gewoel; gisting; ongedurigheid; onrust; onrustigheid; opschudding; opstand; opzien; rebellie; roerigheid; sensatie; tegenstand; verwarring; verzet; weerstand
|
bagarre
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; schermutseling; straatgevecht; straatstrijd; straatvechterij; strijden; vechtpartij
|
combat de boxe
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
bokswedstrijd; vuistgevecht
|
confusion
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
beduusdheid; beschaamdheid; chaos; doolhof; heksenketel; keet; labyrint; ontreddering; ontsteldheid; puinhoop; regelloosheid; schaamte; schaamtegevoel; verbijstering; verbouwereerdheid; verwardheid; verwarring; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warnet; zootje
|
excitation
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
aanmoediging; aansporen; aansporing; aanstoken; agitatie; beroering; geilheid; gewoel; hitsigheid; instigeren; lust; ongedurigheid; onrust; onrustigheid; opgewondenheid; ophitsen; opruiing; opstoken; opstokerij; opwekken; opwekking; steun; stimulans; zin
|
insurrection
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
onlust; opstand; rebellie; tegenstand; verzet; volksopstand; weerstand
|
match de boxe
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
bokswedstrijd; vuistgevecht
|
pugilat
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
|
remous
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
beroeringen; geslinger; remous; zuigingen
|
rébellion
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
opstand; rebellie; sabotage; tegenstand; tegenwerking; verzet; volksopstand; weerstand
|
révolte
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
opstand; plotselinge omwenteling; rebellie; sabotage; tegenstand; tegenwerking; verzet; volksopstand; weerstand
|
trouble
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid; wanorde; wanordelijkheid; zooitje
|
tumulte
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
agitatie; beroering; drukte; gebrul; gebulder; gedruis; geharrewar; gekrijs; geluid; geraas; geschreeuw; gewoel; grote menigte; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ongedurigheid; onrust; ophef; opschudding; opzien; pandemonium; rumoer; sensatie; spektakel; toeloop; tumult; veel mensen; verwarring
|
émeute
|
oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
|
opstand; rebellie; tegenstand; verzet; volksopstand; weerstand
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
révolte
|
|
opstandig; recalcitrant; stijfhoofdig
|
trouble
|
|
baggerig; drabbig; drassig; modderig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onzuiver; pruttig; slibachtig; slibberig; slijkerig; troebel; troebelachtig; vaag
|