Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- voeren:
-
Wiktionary:
- voeren → aboutir, conduire, reporter, transporter
- voeren → alimenter, nourrir, fourrer, reporter, transporter
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voerend (Nederlands) in het Frans
voeren:
-
voeren (leiden; begeleiden; meevoeren)
conduire; guider; mener; diriger; entraîner; balayer-
conduire werkwoord (conduis, conduit, conduisons, conduisez, conduisent, conduisais, conduisait, conduisions, conduisiez, conduisaient, conduisis, conduisit, conduisîmes, conduisîtes, conduisirent, conduirai, conduiras, conduira, conduirons, conduirez, conduiront)
-
guider werkwoord (guide, guides, guidons, guidez, guident, guidais, guidait, guidions, guidiez, guidaient, guidai, guidas, guida, guidâmes, guidâtes, guidèrent, guiderai, guideras, guidera, guiderons, guiderez, guideront)
-
mener werkwoord (mène, mènes, menons, menez, mènent, menais, menait, menions, meniez, menaient, menai, menas, mena, menâmes, menâtes, menèrent, mènerai, mèneras, mènera, mènerons, mènerez, mèneront)
-
diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, dirigent, dirigeais, dirigeait, dirigions, dirigiez, dirigeaient, dirigeai, dirigeas, dirigea, dirigeâmes, dirigeâtes, dirigèrent, dirigerai, dirigeras, dirigera, dirigerons, dirigerez, dirigeront)
-
entraîner werkwoord (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, entraînent, entraînais, entraînait, entraînions, entraîniez, entraînaient, entraînai, entraînas, entraîna, entraînâmes, entraînâtes, entraînèrent, entraînerai, entraîneras, entraînera, entraînerons, entraînerez, entraîneront)
-
balayer werkwoord (balaye, balayes, balayons, balayez, balayent, balayais, balayait, balayions, balayiez, balayaient, balayai, balayas, balaya, balayâmes, balayâtes, balayèrent, balayerai, balayeras, balayera, balayerons, balayerez, balayeront)
-
-
voeren (te eten geven; voeden; voederen; spijzigen; eten geven)
nourrir; alimenter; donner à manger-
nourrir werkwoord (nourris, nourrit, nourrissons, nourrissez, nourrissent, nourrissais, nourrissait, nourrissions, nourrissiez, nourrissaient, nourrîmes, nourrîtes, nourrirent, nourrirai, nourriras, nourrira, nourrirons, nourrirez, nourriront)
-
alimenter werkwoord (alimente, alimentes, alimentons, alimentez, alimentent, alimentais, alimentait, alimentions, alimentiez, alimentaient, alimentai, alimentas, alimenta, alimentâmes, alimentâtes, alimentèrent, alimenterai, alimenteras, alimentera, alimenterons, alimenterez, alimenteront)
-
donner à manger werkwoord
-
Conjugations for voeren:
o.t.t.
- voer
- voert
- voert
- voeren
- voeren
- voeren
o.v.t.
- voerde
- voerde
- voerde
- voerden
- voerden
- voerden
v.t.t.
- heb gevoerd
- hebt gevoerd
- heeft gevoerd
- hebben gevoerd
- hebben gevoerd
- hebben gevoerd
v.v.t.
- had gevoerd
- had gevoerd
- had gevoerd
- hadden gevoerd
- hadden gevoerd
- hadden gevoerd
o.t.t.t.
- zal voeren
- zult voeren
- zal voeren
- zullen voeren
- zullen voeren
- zullen voeren
o.v.t.t.
- zou voeren
- zou voeren
- zou voeren
- zouden voeren
- zouden voeren
- zouden voeren
diversen
- voer!
- voert!
- gevoerd
- voerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het voeren (voedingswaarde hebben; voedzaamheid)
-
het voeren (voer geven; voederen)
Vertaal Matrix voor voeren:
Verwante woorden van "voeren":
Synoniemen voor "voeren":
Verwante definities voor "voeren":
Wiktionary: voeren
voeren
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voeren | → alimenter; nourrir | ↔ feed — to give food to eat |
• voeren | → fourrer | ↔ fur — to cover with fur |
• voeren | → reporter; transporter | ↔ transport — carry or bear from one place to another |