Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voerend (Nederlands) in het Frans

voeren:

voeren werkwoord (voer, voert, voerde, voerden, gevoerd)

  1. voeren (leiden; begeleiden; meevoeren)
    conduire; guider; mener; diriger; entraîner; balayer
    • conduire werkwoord (conduis, conduit, conduisons, conduisez, )
    • guider werkwoord (guide, guides, guidons, guidez, )
    • mener werkwoord (mène, mènes, menons, menez, )
    • diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, )
    • entraîner werkwoord (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, )
    • balayer werkwoord (balaye, balayes, balayons, balayez, )
  2. voeren (te eten geven; voeden; voederen; spijzigen; eten geven)
    nourrir; alimenter; donner à manger
    • nourrir werkwoord (nourris, nourrit, nourrissons, nourrissez, )
    • alimenter werkwoord (alimente, alimentes, alimentons, alimentez, )
    • donner à manger werkwoord

Conjugations for voeren:

o.t.t.
  1. voer
  2. voert
  3. voert
  4. voeren
  5. voeren
  6. voeren
o.v.t.
  1. voerde
  2. voerde
  3. voerde
  4. voerden
  5. voerden
  6. voerden
v.t.t.
  1. heb gevoerd
  2. hebt gevoerd
  3. heeft gevoerd
  4. hebben gevoerd
  5. hebben gevoerd
  6. hebben gevoerd
v.v.t.
  1. had gevoerd
  2. had gevoerd
  3. had gevoerd
  4. hadden gevoerd
  5. hadden gevoerd
  6. hadden gevoerd
o.t.t.t.
  1. zal voeren
  2. zult voeren
  3. zal voeren
  4. zullen voeren
  5. zullen voeren
  6. zullen voeren
o.v.t.t.
  1. zou voeren
  2. zou voeren
  3. zou voeren
  4. zouden voeren
  5. zouden voeren
  6. zouden voeren
diversen
  1. voer!
  2. voert!
  3. gevoerd
  4. voerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

voeren [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het voeren (voedingswaarde hebben; voedzaamheid)
    la nutrition; le nourrissage; la valeur nutrionnelle
  2. het voeren (voer geven; voederen)
    l'alimentation; la nutrition; l'affouragement

Vertaal Matrix voor voeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
affouragement voederen; voer geven; voeren
alimentation voederen; voer geven; voeren alimentatie; eetwaren; eten; kost; kosten; leeftocht; levensmiddelen; onkosten; proviand; spijs; spijziging; uitgaaf; uitgaven; voedering; voeding; voedingsmiddelen; voedsel; voering
nourrissage voedingswaarde hebben; voedzaamheid; voeren veebedrijf; veehouderij
nutrition voederen; voedingswaarde hebben; voedzaamheid; voer geven; voeren voedering; voeding; voering
valeur nutrionnelle voedingswaarde hebben; voedzaamheid; voeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alimenter eten geven; spijzigen; te eten geven; voeden; voederen; voeren iets aanstoken; voeden; voedsel geven
balayer begeleiden; leiden; meevoeren; voeren afvegen; bezemen; opvegen; ruimen; uitgommen; uitroeien; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vagen; vegen; vlakken; wegvagen; wegvegen; wissen
conduire begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aan het stuur zitten; aanvoeren; begeleiden; besturen; chaperonneren; escorteren; geleiden; karren; leiden; leiding geven; managen; meegaan; meelopen; rijden; rondleiden; sturen; vergezellen; volgen; voorzitten; wegbrengen; zenden
diriger begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aansturen; aanvoeren; administreren; beheren; besturen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; erdoor loodsen; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; karren; leiden; leiding geven; leidinggeven; macht uitoefenen; managen; opdragen; overheersen; regeren; rijden; verordenen; voorzitten
donner à manger eten geven; spijzigen; te eten geven; voeden; voederen; voeren spijzen
entraîner begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aanlokken; africhten; bekwamen; coachen; dier africhten; dresseren; harden; lokken; meelokken; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; met zich meeslepen; oefenen; ontwikkelen; repeteren; trainen; trekken; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verleiden; verlokken; vlakken; voortlokken; voorttrekken; weglokken; wegvegen; wissen
guider begeleiden; leiden; meevoeren; voeren erdoor loodsen
mener begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aanvoeren; begeleiden; besturen; bevel voeren over; chaperonneren; commanderen; een voorsprong hebben; escorteren; geleiden; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen; voorliggen; voorzitten; wegbrengen
nourrir eten geven; spijzigen; te eten geven; voeden; voederen; voeren borstvoeding geven; de borst geven; financieel steunen; grootbrengen; koesteren; onderhouden; opvoeden; spijzen; voeden; voedsel geven; vormen; zogen
- leiden

Verwante woorden van "voeren":


Synoniemen voor "voeren":


Verwante definities voor "voeren":

  1. in een bepaalde richting gaan1
    • de trein voerde ons naar het zuiden1
  2. voedsel geven1
    • heb je de kippen al gevoerd?1
  3. er een binnenlaag in maken1
    • deze jurk is helemaal gevoerd1

Wiktionary: voeren

voeren
Cross Translation:
FromToVia
voeren alimenter; nourrir feed — to give food to eat
voeren fourrer fur — to cover with fur
voeren reporter; transporter transport — carry or bear from one place to another