Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vlek (Nederlands) in het Frans

vlek:

vlek [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de vlek (smet)
    la tache; le blâme; la souillure
    • tache [la ~] zelfstandig naamwoord
    • blâme [le ~] zelfstandig naamwoord
    • souillure [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de vlek (nop; spat; stip; )
    l'éclaboussure; le point; la tache; la moucheture; la souillure; le petit point; la pointe
  3. de vlek (vuile plek)
    la tache; la salissure; le pâté
    • tache [la ~] zelfstandig naamwoord
    • salissure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pâté [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vlek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blâme smet; vlek berisping; blaam; gisping; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
moucheture moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje spikkel
petit point moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje spikkel
point moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje point; punt; spikkel
pointe moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje bergspits; bergtop; culminatie; draadnagel; etsnaald; glimp; graveernaald; graveerpen; graveerstift; hoogst haalbare; hoogste punt; piek; pointe; punt; steek onder water; top; uitsteeksel; vleugje
pâté vlek; vuile plek kledder; klodder; kwak; lik; pastei; pâté; vleespâté
salissure vlek; vuile plek
souillure moesje; nop; smet; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje bevuiling; milieuvervuiling; verontreiniging; vervuiling
tache moesje; nop; smet; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje; vuile plek klad; kladwerk; kledder; klodder; kwak; lik; proefversie; spat; spatter; spikkel; vlekken
éclaboussure moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje geknoei; gemors
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
point geen

Verwante woorden van "vlek":


Verwante definities voor "vlek":

  1. plek met een andere kleur dan de omgeving1
    • ze heeft allemaal vlekken op haar huid1
  2. vuile plek1
    • er zit een vlek in je jas1

Wiktionary: vlek

vlek
noun
  1. En milieu rural, groupe d’habitations à l’écart d’une commune, à laquelle il rattacher administrativement.
  2. Souillure sur quelque chose
  3. Marque de couleur différente sur certaines parties d’un végétal
  4. Partie obscure sur le disque d’un objet céleste naturel
  5. Ce qui blesse l’honneur, la réputation

Cross Translation:
FromToVia
vlek tache blot — blemish, spot or stain
vlek tache spot — a round or irregular patch of a different color
vlek tacher spot — stain; leave a spot
vlek tache stain — discoloured spot or area

vlek vorm van vlekken:

vlekken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de vlekken
    la tache
    • tache [la ~] zelfstandig naamwoord

vlekken werkwoord (vlek, vlekt, vlekte, vlekten, gevlekt)

  1. vlekken (smetten; afgeven; bevlekken)
    déteindre; tacher; salir; soiller
    • déteindre werkwoord (déteins, déteint, déteignons, déteignez, )
    • tacher werkwoord (tache, taches, tachons, tachez, )
    • salir werkwoord (salis, salit, salissons, salissez, )
    • soiller werkwoord
  2. vlekken (morsen; knoeien; kladden)
    salir; tacher; faire des taches
    • salir werkwoord (salis, salit, salissons, salissez, )
    • tacher werkwoord (tache, taches, tachons, tachez, )
    • faire des taches werkwoord

Conjugations for vlekken:

o.t.t.
  1. vlek
  2. vlekt
  3. vlekt
  4. vlekken
  5. vlekken
  6. vlekken
o.v.t.
  1. vlekte
  2. vlekte
  3. vlekte
  4. vlekten
  5. vlekten
  6. vlekten
v.t.t.
  1. heb gevlekt
  2. hebt gevlekt
  3. heeft gevlekt
  4. hebben gevlekt
  5. hebben gevlekt
  6. hebben gevlekt
v.v.t.
  1. had gevlekt
  2. had gevlekt
  3. had gevlekt
  4. hadden gevlekt
  5. hadden gevlekt
  6. hadden gevlekt
o.t.t.t.
  1. zal vlekken
  2. zult vlekken
  3. zal vlekken
  4. zullen vlekken
  5. zullen vlekken
  6. zullen vlekken
o.v.t.t.
  1. zou vlekken
  2. zou vlekken
  3. zou vlekken
  4. zouden vlekken
  5. zouden vlekken
  6. zouden vlekken
diversen
  1. vlek!
  2. vlekt!
  3. gevlekt
  4. vlekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vlekken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tache vlekken klad; kladwerk; kledder; klodder; kwak; lik; moesje; nop; proefversie; smet; spat; spatje; spatter; spikkel; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje; vuile plek
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
déteindre afgeven; bevlekken; smetten; vlekken tanen; vaal worden; van kleur veranderen; verbleken; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen
faire des taches kladden; knoeien; morsen; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen
salir afgeven; bevlekken; kladden; knoeien; morsen; smetten; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; een smet werpen op; ontluisteren; smerig worden; verontreinigen; vervuilen; vies maken; vies worden; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
soiller afgeven; bevlekken; smetten; vlekken
tacher afgeven; bevlekken; kladden; knoeien; morsen; smetten; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken

Verwante woorden van "vlekken":