Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verzwaren (Nederlands) in het Frans
verzwaren:
-
verzwaren (bezwaren; zwaarder maken; gewicht toevoegen)
renforcer; alourdir; charger; apesantir; s'aggraver; s'alourdir-
renforcer werkwoord (renforce, renforces, renforçons, renforcez, renforcent, renforçais, renforçait, renforcions, renforciez, renforçaient, renforçai, renforças, renforça, renforçâmes, renforçâtes, renforcèrent, renforcerai, renforceras, renforcera, renforcerons, renforcerez, renforceront)
-
alourdir werkwoord (alourdis, alourdit, alourdissons, alourdissez, alourdissent, alourdissais, alourdissait, alourdissions, alourdissiez, alourdissaient, alourdîmes, alourdîtes, alourdirent, alourdirai, alourdiras, alourdira, alourdirons, alourdirez, alourdiront)
-
charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, chargent, chargeais, chargeait, chargions, chargiez, chargeaient, chargeai, chargeas, chargea, chargeâmes, chargeâtes, chargèrent, chargerai, chargeras, chargera, chargerons, chargerez, chargeront)
-
apesantir werkwoord
-
s'aggraver werkwoord
-
s'alourdir werkwoord
-
-
verzwaren (zwaarder maken)
aggraver; alourdir; rendre difficile; peser plus lourd-
aggraver werkwoord (aggrave, aggraves, aggravons, aggravez, aggravent, aggravais, aggravait, aggravions, aggraviez, aggravaient, aggravai, aggravas, aggrava, aggravâmes, aggravâtes, aggravèrent, aggraverai, aggraveras, aggravera, aggraverons, aggraverez, aggraveront)
-
alourdir werkwoord (alourdis, alourdit, alourdissons, alourdissez, alourdissent, alourdissais, alourdissait, alourdissions, alourdissiez, alourdissaient, alourdîmes, alourdîtes, alourdirent, alourdirai, alourdiras, alourdira, alourdirons, alourdirez, alourdiront)
-
rendre difficile werkwoord
-
peser plus lourd werkwoord
-
Conjugations for verzwaren:
o.t.t.
- verzwaar
- verzwaart
- verzwaart
- verzwaren
- verzwaren
- verzwaren
o.v.t.
- verzwaarde
- verzwaarde
- verzwaarde
- verzwaarden
- verzwaarden
- verzwaarden
v.t.t.
- heb verzwaard
- hebt verzwaard
- heeft verzwaard
- hebben verzwaard
- hebben verzwaard
- hebben verzwaard
v.v.t.
- had verzwaard
- had verzwaard
- had verzwaard
- hadden verzwaard
- hadden verzwaard
- hadden verzwaard
o.t.t.t.
- zal verzwaren
- zult verzwaren
- zal verzwaren
- zullen verzwaren
- zullen verzwaren
- zullen verzwaren
o.v.t.t.
- zou verzwaren
- zou verzwaren
- zou verzwaren
- zouden verzwaren
- zouden verzwaren
- zouden verzwaren
diversen
- verzwaar!
- verzwaart!
- verzwaard
- verzwarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze