Nederlands
Uitgebreide vertaling voor versieren (Nederlands) in het Frans
versieren:
-
versieren (schotels garneren; afwerken; garneren; opmaken; opsmukken)
garnir; garnir des plats-
garnir werkwoord (garnis, garnit, garnissons, garnissez, garnissent, garnissais, garnissait, garnissions, garnissiez, garnissaient, garnîmes, garnîtes, garnirent, garnirai, garniras, garnira, garnirons, garnirez, garniront)
-
garnir des plats werkwoord
-
-
versieren (versieringen aanbrengen; decoreren; aankleden)
décorer; embellir; enjoliver; orner; agrémenter-
décorer werkwoord (décore, décores, décorons, décorez, décorent, décorais, décorait, décorions, décoriez, décoraient, décorai, décoras, décora, décorâmes, décorâtes, décorèrent, décorerai, décoreras, décorera, décorerons, décorerez, décoreront)
-
embellir werkwoord (embellis, embellit, embellissons, embellissez, embellissent, embellissais, embellissait, embellissions, embellissiez, embellissaient, embellîmes, embellîtes, embellirent, embellirai, embelliras, embellira, embellirons, embellirez, embelliront)
-
enjoliver werkwoord (enjolive, enjolives, enjolivons, enjolivez, enjolivent, enjolivais, enjolivait, enjolivions, enjoliviez, enjolivaient, enjolivai, enjolivas, enjoliva, enjolivâmes, enjolivâtes, enjolivèrent, enjoliverai, enjoliveras, enjolivera, enjoliverons, enjoliverez, enjoliveront)
-
orner werkwoord (orne, ornes, ornons, ornez, ornent, ornais, ornait, ornions, orniez, ornaient, ornai, ornas, orna, ornâmes, ornâtes, ornèrent, ornerai, orneras, ornera, ornerons, ornerez, orneront)
-
agrémenter werkwoord
-
Conjugations for versieren:
o.t.t.
- versier
- versiert
- versiert
- versieren
- versieren
- versieren
o.v.t.
- versierde
- versierde
- versierde
- versierden
- versierden
- versierden
v.t.t.
- heb versierd
- hebt versierd
- heeft versierd
- hebben versierd
- hebben versierd
- hebben versierd
v.v.t.
- had versierd
- had versierd
- had versierd
- hadden versierd
- hadden versierd
- hadden versierd
o.t.t.t.
- zal versieren
- zult versieren
- zal versieren
- zullen versieren
- zullen versieren
- zullen versieren
o.v.t.t.
- zou versieren
- zou versieren
- zou versieren
- zouden versieren
- zouden versieren
- zouden versieren
diversen
- versier!
- versiert!
- versierd
- versierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
versieren (optuigen)
-
versieren (versieringen aanbrengen; decoreren; opsmukken; opsieren)
-
versieren (opluisteren; tooien)
Vertaal Matrix voor versieren:
Verwante definities voor "versieren":
Wiktionary: versieren
versieren
versieren
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• versieren | → décoration | ↔ decoration — act of adorning |
• versieren | → flagorner | ↔ fawn — seek favour by flattery |
• versieren | → décorer | ↔ verzieren — (transitiv) mit Zierrat versehen; mit schmückenden Elementen ausgestalten |