Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. verpozen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verpozen (Nederlands) in het Frans

verpozen:

verpozen werkwoord (verpoos, verpoost, verpoosde, verpoosden, verpoosd)

  1. verpozen (uitrusten; rusten; relaxen)
    se reposer; reposer; se détendre
    • se reposer werkwoord
    • reposer werkwoord (repose, reposes, reposons, reposez, )
    • se détendre werkwoord

Conjugations for verpozen:

o.t.t.
  1. verpoos
  2. verpoost
  3. verpoost
  4. verpozen
  5. verpozen
  6. verpozen
o.v.t.
  1. verpoosde
  2. verpoosde
  3. verpoosde
  4. verpoosden
  5. verpoosden
  6. verpoosden
v.t.t.
  1. heb verpoosd
  2. hebt verpoosd
  3. heeft verpoosd
  4. hebben verpoosd
  5. hebben verpoosd
  6. hebben verpoosd
v.v.t.
  1. had verpoosd
  2. had verpoosd
  3. had verpoosd
  4. hadden verpoosd
  5. hadden verpoosd
  6. hadden verpoosd
o.t.t.t.
  1. zal verpozen
  2. zult verpozen
  3. zal verpozen
  4. zullen verpozen
  5. zullen verpozen
  6. zullen verpozen
o.v.t.t.
  1. zou verpozen
  2. zou verpozen
  3. zou verpozen
  4. zouden verpozen
  5. zouden verpozen
  6. zouden verpozen
diversen
  1. verpoos!
  2. verpoost!
  3. verpoosd
  4. verpozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verpozen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
reposer relaxen; rusten; uitrusten; verpozen berusten; bezinken; gebaseerd zijn
se détendre relaxen; rusten; uitrusten; verpozen zich vertreden
se reposer relaxen; rusten; uitrusten; verpozen pauzeren